TCP/IP
Op de pagina TCP/IP staan configuratieparameters die worden
beschreven in
Tabel 4.1
TCP/IP-instellingen (1 van 4)
Item
IP Configuration
Method
Host Name
IP Address
Subnet Mask
Default Gateway
NLWW
Tabel
4.1.
Beschrijving
De methode die de HP Jetdirect-printserver gebruikt voor de
IP-configuratieparameters: BOOTP (standaardinstelling),
DHCP, Manual of Auto IP.
Voor BOOTP of DHCP worden de IP-parameters elke keer dat
de printserver wordt ingeschakeld automatisch door een BOOTP-
of DHCP-server geconfigureerd.
Als u Manual kiest, kunnen basis-IP-parameters handmatig
worden ingevoerd met behulp van deze website of met andere
hulpmiddelen.
Als u Auto IP selecteert, wordt een uniek link-local adres
(169.254.x.x) toegewezen.
Zie
Hoofdstuk 3
Een leesbare IP-naam (het SNMP SysName-object) voor het
netwerkapparaat. De naam moet met een letter beginnen, mag met
een letter of een getal eindigen en kan maximaal 32 ASCII-tekens
lang zijn. De standaardnaam is NPIxxxxxx, waarbij xxxxxx duidt op
de laatste zes cijfers van het LAN-hardwareadres (MAC).
Dit veld wordt gebruikt voor het handmatig toewijzen van het
Internet Protocol-adres van de HP Jetdirect-printserver. Het
IP-adres is een uit vier bytes (32-bits) bestaand adres met de
notatie n.n.n.n. Hierbij is 'n' een getal tussen 0 en 255.
Het IP-adres dient ter identificatie van een knooppunt in
een TCP/IP-netwerk. Dubbele IP-adressen zijn in een
TCP/IP-netwerk niet toegestaan. Zie
informatie over IP-adressen.
Als er een subnet wordt gebruikt, wordt dit veld gebruikt voor het
handmatig opgeven van een subnetmasker. Een subnetmasker
is een 32-bit getal dat, bij toepassing op een IP-adres, bepaalt
welke bits het netwerk en subnet aanduiden en welke bits ter
identificatie van het knooppunt dienen.
Zie
Bijlage A
voor meer informatie over subnetmaskers.
Geeft het IP-adres van een router of een computer aan die wordt
gebruikt voor verbinding met andere netwerken of subnetwerken.
De geïntegreerde webserver gebruiken 103
voor meer informatie.
Bijlage A
voor meer