OPWARMEN
Met de magnetron kunt u gerechten opwarmen in een fractie van de tijd die u
nodig zou hebben bij een gewone oven of kookplaat.
Gebruik de vermogensniveaus en opwarmtijden uit de volgende tabel als
richtlijn. Bij de tijden in de tabel is uitgegaan van een kamertemperatuur van +18
tot +20 °C of een koelkasttemperatuur van +5 tot +7 °C.
Plaatsing en afdekken
Warm liever geen grote stukken voedsel op, zoals braadstuk. Deze hebben
de neiging aan de buitenkant te gaar te worden en uit te drogen voordat de
binnenkant goed heet wordt. Het opwarmen van kleinere stukken gaat beter.
Vermogenstanden en doorroeren
Sommige gerechten kunnen worden opgewarmd bij een vermogen van 900
W, terwijl u voor andere een vermogen van 600 W, 450 W of zelfs 300 W moet
gebruiken.
Zie de tabel voor meer informatie. U kunt doorgaans beter een lager vermogen
gebruiken voor delicate gerechten, grote hoeveelheden en gerechten die snel
warm worden (zoals pasteitjes).
Voor het beste resultaat het gerecht tijdens het opwarmen doorroeren of
omkeren. Zo mogelijk voor het serveren nogmaals doorroeren.
Wees extra voorzichtig bij het verwarmen van vloeistoffen en babyvoeding. Om
te voorkomen dat vloeistoffen buiten de magnetron alsnog plotseling aan de
kook raken en naar buiten spatten, moet u het gerecht voor, tijdens en na het
verwarmen goed doorroeren. Laat de vloeistoffen tijdens het nagaren in de oven
staan. Het is aan te raden een plastic lepel of glazen staafje in de vloeistof te
zetten. Vermijd oververhitting van het gerecht.
Het is beter een kortere bereidingstijd in te stellen en deze zo nodig te
verlengen.
Opwarm- en nagaartijden
Wanneer u voor het eerst een gerecht opwarmt, is het handig om de door u
gebruikte bereidingstijd te noteren.
Controleer altijd of het gerecht door en door verwarmd is.
Laat het gerecht na het opwarmen altijd even nagaren, zodat de warmte zich
gelijkmatig over het gerecht kan verdelen.
De aanbevolen nagaartijd na het opwarmen is 2 - 4 minuten, tenzij in de tabel
een andere tijd wordt aanbevolen.
Wees extra voorzichtig bij het verwarmen van vloeistoffen en babyvoeding. Zie
ook het gedeelte met de veiligheidsvoorschriften.
GS109F-XEN_03819D-NL.indd 25
VLOEISTOFFEN OPWARMEN
Altijd een nagaartijd van ten minste 20 seconden aanhouden nadat de oven
is uitgeschakeld, zodat de warmte zich kan verdelen. Roer zo nodig tijdens
het verwarmen en roer ALTIJD na het verwarmen. Om te voorkomen dat
vloeistoffen na beëindiging van het kookproces alsnog overkoken en mogelijk
brandwonden veroorzaken, kunt u een plastic lepel of glazen staafje in de
vloeistof zetten en deze voor, tijdens en na het verwarmen doorroeren.
BABYVOEDING OPWARMEN
babyvoeding: Giet de babyvoeding op een diep keramisch bord. Dek het
af met een plastic deksel. Na het opwarmen goed doorroeren! Ongeveer 2-3
minuten laten staan voor u het aan de baby geeft. Nogmaals doorroeren en de
temperatuur controleren. Aanbevolen serveertemperatuur: tussen 30-40 °C.
babymelk: Giet de melk in een gesteriliseerde glazen fles. Niet afdekken.
Nooit een melkfles met de speen erop verwarmen. De fles kan exploderen
als deze oververhit raakt. Na het opwarmen goed schudden en nogmaals
schudden voor u de melk aan de baby geeft! Altijd de temperatuur van
babyvoeding of -melk controleren voor u het aan de baby geeft. Aanbevolen
serveertemperatuur: ongeveer 37 °C.
opMERKiNg: Juist bij babyvoeding is het belangrijk dat u de temperatuur
goed controleert voor u het aan de baby geeft. Zo kunt u brandwonden
voorkomen.
Gebruik de vermogensniveaus en opwarmtijden uit de volgende tabel als
richtlijn.
25
2011-05-16
3:04:32