1.PAPIER PLAATSEN
Als er geen papier ingevoerd kan worden, het afdrukken lang duurt na de invoer of de kwaliteit slecht is, draai het
papier dan om en plaats het opnieuw zoals getoond in de afbeelding of plaats minder vellen.
De dikte en het kenmerk kunnen samen worden ingesteld.
Als dikte "Dikte (Thickness)" of "Dik1, 2, 3 of 4 (Thick 1, 2, 3 or 4)" of een kenmerk anders dan "Geen (None)" is
ingesteld voor een papierlade, dan wordt het papier in deze papierlade niet gebruikt voor de automatische selectie
van het papierformaat.
Als een kenmerk behalve "Geen (None)" voor een papierlade is ingesteld, dan is de functie Automatisch wisselen
van papiermagazijn (Toevoer van hetzelfde papierformaat vanuit een andere papierlade zelfs al is de opgegeven
papierlade van waaruit papier wordt toegevoerd leeg) uitgeschakeld voor het papier in deze papierlade.
Voor instructies over het instellen van het automatisch wisselen van papiermagazijn, raadpleeg:
Gebruikersfuncties - ITEMS INSTELLEN (Gebruiker) - Kopie (Copy)
1
Open [Gebr.functies - Gebruiker - (User Functions -User-)] op het Home-scherm.
2
Druk op tabblad [Gebruiker (User)] > [Papierlade (Drawer)].
Papierinstellingen 25