BS
D e lt a S o l
®
4.1.11 Collector grenstemperatuur
Collectornooduitschakeling
NOT:
Collector grenstemperatuur
Regelbereik 110 ... 200 °C,
Instelling bij levering 140 °C
4.1.12 Systeemkoeling
OKX:
Optie systeemkoeling
Regelbereik OFF ... ON
Instelling bij levering OFF
KMX:
Maximale temperatuur
collector
Regelbereik 100... 190 °C
Instelling bij levering 120 °C
Enkel bij geactiveerde functie ORUE
4.1.13 Optie begrenzing van de minimale temperatuur van de collector
OKN:
Minimale temperatuurbe-
grenzing van de collector
Regelbereik OFF / ON
Instelling bij levering OFF
KMN:
Minimale temperatuur
collector
Regelbereik 10 ... 90 °C
Instelling bij levering 10 °C
4.1.14 Optie vorstbeveiliging
OKF:
Vorstbeveiliging
Regelbereik OFF / ON
Instelling bij levering OFF
KFR:
Temperatuur vorstbeveiliging
Regelbereik -10 ... 10 °C
Instelling bij levering 4,0 °C
14
|
Bij overschrijden van de ingestelde collector grenstempe-
ratuur (NOT) wordt de pomp van de zonnecollector (R1)
uitgeschakeld om een schadelijke oververhitting van de
componenten van de installatie te voorkomen (collector
nooduitschakeling). Bij levering is de grenstemperatuur in-
gesteld op 140 °C, hij kan evenwel gewijzigd worden in het
bereik 110 ... 200 °C. Bij overschreden grenstemperatuur
wordt in de uitlezing
(knipperend) getoond.
Bij het bereiken van de ingestelde maximale temperatuur
van het reservoir schakelt de installatie uit. Als nu de tem-
peratuur van de collector stijgt tot boven de ingestelde
maximale temperatuur van de collector (KMX), dan wordt
de pomp van de kring van de zonnecollector zolang geacti-
veerd, tot deze grenswaarde van de temperatuur niet meer
bereikt is. Daarbij kan de temperatuur van het reservoir
verder stijgen (de actieve maximale temperatuurbegrenzing
van het reservoir heeft voorrang), maar slechts tot 95 °C
(veiligheidsuitschakeling van het reservoir).
Ligt de temperatuur van het reservoir hoger dan de maxima-
le temperatuur ervan (S MX) en de collectortemperatuur
minstens 5 K onder de temperatuur van het reservoir, dan
werkt de installatie zolang door, tot het reservoir door de
collector en de leidingen terug afgekoeld is tot de ingestelde
maximale temperatuur van het reservoir (S MX).
Bij actieve systeemkoeling wordt in de uitlezin
rend) aangeduid. Door de koelfunctie blijft de installatie bij
warme zomerdagen langer in staat om te werken en zorgt
voor een thermische ontlasting van de collectoren en de
warmtedragende vloeistof.
De minimale temperatuur van de collector is een minimale
aanschakeltemperatuur, die moet overschreden worden,
zodat de pomp van de zonnecollector (R1) aangeschakeld
wordt. De minimale temperatuur moet een te dikwijls
aanschakelen van de pomp van de zonnecollector bij lage
temperaturen van de collector voorkomen. Als de minimale
temperatuur niet bereikt wordt, wordt in de uitlezing
(knipperend ) getoond
De functie vorstbeveiliging zet de kring tussen de collector
en het reservoir in werking om het medium te beschermen
tegen bevriezen of „indikken" als de ingestelde temperatuur
van de vorstbeveiliging niet meer bereikt is. Als de tempera-
tuur van de vorstbeveiliging met 1 °C overschreden wordt,
wordt de kring uitgeschakeld.
Nota:
Vermits voor deze functie enkel de beperkte hoeveelheid
warmte van het reservoir beschikbaar is, is het best de vor-
stbeveiligingsfunctie enkel daar te gebruiken, waar slechts
weinig dagen per jaar temperaturen rond het vriespunt
bereikt worden.
(knippe-