2
Selecteer
(Custom2) met het hoofdwiel of
met de pijl
multifunctionele keuzeknop.
3
Richt de camera op het witte papier, de witte doek of
het kleurenkaartje en druk op de knop SET.
Richt de camera zodanig dat het witte papier, de witte doek of het
kleurenkaartje het kader op het LCD-scherm (of de zoeker) volledig
vult voordat u op de knop SET drukt. Wanneer u op de knop SET
drukt, leest de camera de witbalansgegevens.
U kunt direct na het selecteren van de instellingen een opname
maken door op de sluiterknop te drukken. Na de opname wordt
het menu opnieuw weergegeven, zodat u de instellingen
eenvoudig kunt wijzigen.
4
Druk op
Als u een aangepaste witbalans wilt instellen en gebruiken, kunt u het beste
de opnamemodus P selecteren en de belichtingscompensatie en de
belichtingscompensatie voor de flitser op nul (±0) instellen. U kunt de
witbalans mogelijk niet goed instellen als de belichting onjuist is (het beeld
is volledig zwart of wit).
U moet ook zoomen naar de maximale telelensinstelling. En de digitale
zoom moet zijn ingesteld op [Uit].
Omdat het niet mogelijk is in de modus
stellen, stelt u de witbalans in een andere opnamemodus in voordat u de
modus
Maak de opnamen met dezelfde instellingen die u gebruikte bij het
aanpassen van de witbalans. Als de instellingen verschillen, gebruikt
u mogelijk niet de optimale witbalans. Vooral de volgende instellingen
moeten niet worden gewijzigd:
• Flitser
Het is raadzaam de flitser in te stellen op Aan of Uit. Als u de flitser tijdens
het bepalen van de witbalans gebruikt en deze is ingesteld op
, moet u de flitser ook gebruiken wanneer u de opname maakt.
• ISO-waarde
De instelling voor de aangepaste witbalans wordt niet geannuleerd, zelfs
niet als de standaardinstellingen worden hersteld (p. 52).
(Custom1) of
of
op de
of klik op het hoofdwiel.
selecteert.
een aangepaste witbalans in te
of
95