Wanneer het afdruktype (p. 144) is ingesteld
op [Index], selecteert u een beeld met het
hoofdwiel of met de pijl
multifunctionele knop en plaatst of verwijdert
u markeringen met de pijl
multifunctionele knop. Bij gemarkeerde
beelden verschijnt een vinkje.
Op dezelfde wijze kunt u beelden selecteren
in de indexweergave (drie beelden). Druk
op de knop
enkelvoudige weergave en indexweergave.
Alle beelden op een CF-kaart
Druk op de knop
naar de indexweergave (drie beelden).
U kunt instellen dat van elk beeld een
exemplaar moet worden afgedrukt door op de
knop SET te drukken en vervolgens [Markeer]
te selecteren met de pijl
multifunctionele knop. Vervolgens drukt
u nogmaals op de knop SET.
Wanneer het afdruktype is ingesteld op
[Standaard] of [Beide], kunt u voor elk beeld
een verschillend aantal afdrukken instellen.
Wanneer [Index] is geselecteerd, kunnen de
afdrukinstellingen worden verwijderd. Lees
stap 3 nogmaals voor instructies over het
wijzigen van de instellingen.
U kunt alle instellingen annuleren door
[Wis alles] te selecteren.
4
Druk op de knop MENU.
De selectiemodus wordt uitgeschakeld en het menu [Print Opties]
wordt opnieuw weergegeven.
Beelden worden in de volgorde van opnamedatum afgedrukt,
waarbij het oudste beeld als eerste en het nieuwste beeld als
laatste wordt afgedrukt.
U kunt maximaal 998 beelden per CF-kaart markeren.
Wanneer het afdruktype is ingesteld op [Beide], kunt u het
gewenste aantal exemplaren instellen. Als het afdruktype is
ingesteld op [Index], kan het aantal exemplaren niet worden
ingesteld en wordt van elk beeld één exemplaar afgedrukt.
U kunt ook met de meegeleverde software op een computer
afdrukinstellingen aan beelden toewijzen.
of
op de
of
op de
om te schakelen tussen
om over te schakelen
of
op de
143