De telelens of close-uplens (beide niet meegeleverd) gebruiken (vervolg)
De cameralens instellen op de meest geschikte
positie
1
Zet de modusinstelknop op
op de knop MENU.
Het menu [
2
Selecteer [Converter] met de pijl
of
op de multifunctionele knop
en selecteer vervolgens de naam van
de bevestigde lens met de pijl
op de multifunctionele knop.
Als u [TC-DC58A] selecteert, wordt de
zoomfunctie ingesteld op de telelensstand.
U kunt nog wel in- of uitzoomen, maar alleen
binnen het telelensgebied.
Als u [500D] selecteert, wordt de zoomfunctie
vastgezet op de telelensstand.
3
Druk op de knop MENU.
Het pictogram van de in stap 2
geselecteerde lens wordt weergegeven op
het LCD-scherm (of in de zoeker) op de
plaats waar normaal de zoomfactor wordt
weergegeven. (Wanneer u dit pictogram
ziet, worden er geen zoomfactors
weergegeven.)
: Telelens
: Close-uplens
De instelling van [Converter] wordt
opgeslagen in het geheugen van de
camera. Wanneer u de camera de
volgende keer aanzet, wordt de
zoomfunctie in de telelensstand gezet.
Stel de optie [Converter] na verwijdering
van de telelens of close-uplens in
op [Geen].
180
(Keuze)] wordt weergegeven.
(Opnemen) en druk
of
Pictogram van de
geselecteerde lens