HET ROOKGASKANAAL
• indien in metaal moet het voorzien zijn van een EG-
markering volgens EN 1856-2 of overeenstemmende
nationale norm;
• het mag niet uitgevoerd zijn in buigzaam metaal
• wij adviseren om een schot te installeren in geval van
een trek groter dan 25 Pa om de stroming te controleren
DE SCHOORSTEENPIJP:
•
hij moet over een trek beschikken, in staat een
ideale depressie van ongeveer 12 Pa te verwe-
zenlijken. Een kleinere trek kan leiden tot het
naar buiten komen van rookgassen als de deur
van de kachel wordt geopend. Hogere waarden
veroorzaken een snellere verbranding en dus een
vermindering van het rendement.
•
hij moet over de juiste afmetingen beschikken om
te voldoen aan de rookgasafvoer (EN 13384-1)
•
het is verkieslijk dat hij geïsoleerd is, uit staal is
vervaardigd en een ronde interne doorsnede
heeft.
•
hij moet doorgaans minstens 3,5 tot 4 meter hoog
zijn.
•
de doorsnede moet constant behouden worden
•
hij moet waterdicht en thermisch geïsoleerd zijn
om de trek te verzekeren.
•
hij moet bij voorkeur over een verzamelkamer
beschikken voor onverbrande resten en eventueel
condensaat
•
hij moet minstens van de klasse T400 zijn, met
een geschikte weerstand tegen ontbranding van
roet.
•
Een reeds bestaande schoorsteenpijp moet
schoongemaakt worden om brandgevaar te
vermijden.
DE SCHOORSTEEN
•
hij moet winddicht zijn
•
de interne doorsnede moet overeenstemmen
met die van de schoorsteenpijp en de doors-
nede voor de rookdoorvoer moet minstens
het dubbel zijn van de interne diameter van de
schoorsteenpijp bij gecombineerde schoorste-
enpijpen (die liefst onderling op een afstand van
2 m moeten staan) moet de schoorsteen van de
schoorsteenpijp die de afvoer van de kachel met
vaste brandstof ontvangt of die van het hoogste
verdiep, minstens 50 cm hoger zijn.
•
hij moet het zg. terugstroomgebied overschrijden
•
hij moet het onderhoud van de schoorsteen
toestaan
INSTALLATIE
EXTERNE LUCHTINLAAT
Om de zuurstof, verbrandt tijdens de werking van de
kachel, te re-integreren moet op de installatieplaats
een geschikte externe luchtinlaat voorzien worden.
De luchtinlaat moet bij voorkeur op het vloerniveau
uitgevoerd worden en het oppervlak voor de door-
gang moet minstens 200 cm² (Ø 16) zijn.
Als alternatief kan de lucht voor de verbranding direct
van buiten opgenomen worden.
Verbind een buis Ø 10 cm direct met de achterzijde
van de kachel (1) en breng een beschermend rooster
aan dat de nuttige doorsnede niet mag beperken.
Wij adviseren om de lengte van 3 m niet te over-
schrijden, in functie van de trek van de schoorste-
enpijp.
41
1