DE OPERATOR
1. De display *In de bedrijfsmode ziet men de uitgangsfrequentie, de uitgangsstroom, het
opgenomen vermogen of de uitgangsspanning (keuze met drukknop 'FUNC').
*In de programmeermode ziet men de parameteradressen en hun waarden.
*Bij een storing geeft een code de oorzaak aan.
2. PRG/RESET Omschakelen van bedrijfsmode in programmeermode of reet van een alarm.
3. FUNC
*In de bedrijfsmode schakelt men hiermee om van de uitgangsfrequentie naar
uitgangsstroom, opgenomen vermogen of uitgangsspanning.
*In programmeermode wisselt men hiermee tussen het parameteradres en zijn
waarde en wordt, na drukken op 'FUNC', een aangepaste parameterwaarde in
het geheugen opgenomen.
*In alarmmode krijgt u informatie over de storing
4. De druktoetsen
te veranderen en eventueel in bedrijfsmode de frequentie aan te passen
(indien dit via parameter F01=0 zo is ingesteld).
5. De druktoetsen RUN en STOP dienen om via de operator
te starten en te stoppen. (indien F02 niet op1 staat).
Standaard staan de parameters ingesteld om via de potentiometer op de regelaar de snelheid in te
stellen en via de druktoetsen 'RUN' en 'STOP' de motor te bedienen.
Stuurstroombedrading is in dat geval niet nodig!
11
en
dienen om een parameteradres te kiezen of de parameterwaarde