Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Advertenties

Handleiding
FRENIC Mini
Fuji Electric Frequentieregelaar
FRN...C1E/C1S

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Samenvatting van Inhoud voor Fuji Electric FRENIC Mini FRN-C1E

  • Pagina 1 Handleiding FRENIC Mini Fuji Electric Frequentieregelaar FRN...C1E/C1S...
  • Pagina 2: Vlug Starten

    VLUG STARTEN Als u de voeding en de motor aansluit, kunt u met de ingebouwde potentiometer de snelheid regelen en met de druktoetsen START/STOP de regelaar bedienen. (in één draairichting). Wilt u de snelheid regelen via een externe potentiometer, moet u parameter F01 op ‚1’ instellen in plaats van ‚4’.
  • Pagina 3: Inhoudsopgave

    INHOUDSOPGAVE Vlug starten ..........................1 Inhoudsopgave........................2 Waarschuwingen, niet voor niets geschreven..............3 Technische gegevens,......................4 Afmetingen ...........................5 Inbouw- en omgevingsvoorwaarden..................6 Het aansluitschema Het aansluiten van het vermogensgedeelte................8 Stuurstroomklemmenomschrijving..................9 PNP of NPN ........................10 Tipbedrijf ........................... 10 De operator......................... 11 Het programmeren......................12 De eerste start, via de operator..................13 Uitleg over de menu’s 1 en 2 ....................
  • Pagina 4: Waarschuwingen, Niet Voor Niets Geschreven

    WAARSCHUWINGEN, NIET VOOR NIETS GESCHREVEN Controleer, direct na ontvangst, of er aan de regelaar beschadigingen zijn. In de regelaar ontstaan spanningen welke levensgevaarlijk kunnen zijn. Installatie en controle mag enkel door vakbekwaam personeel geschieden in spanningsloze toestand. Treden vaker kortsluitingen of aardsluitingen op, kan dit uiteindelijk tot een defect leiden. Controleer waarom een storing optreedt;...
  • Pagina 5: Technische Gegevens

    TECHNISCHE GEGEVENS VOEDING 1x220VAC Grootte 0,75 Nom.motorvermogen KW 0.75 Nom.stroom A Overlast constant 150% van nom. stroom gedurende 1min. Netspanning V 1-fasig 200 tot 240V (+10% -10%) 50 / 60Hz (+5Hz –5Hz) Uitgangsfrequentie Hz 0 – 400Hz Ingangsstroom A 11,4 19,8 28,5 Ingangsstroom met spoel A...
  • Pagina 6: Afmetingen

    AFMETINGEN TYPE C1E Vermogen (KW) Boorgat Gewicht (kg) Voeding 1x220V 0,75 Vermogen (KW) Boorgat Gewicht (kg) Voeding 3x400V 0,75 TYPE C1S Vermogen (KW) Boorgat Gewicht (kg) Voeding 1x220V 0,75 Vermogen (KW) Boorgat Gewicht (kg) Voeding 3x400V 0,75...
  • Pagina 7: Inbouw- En Omgevingsvoorwaarden

    INBOUW- EN OMGEVINGSVOORWAARDEN De regelaar moet in een schakelkast worden ingebouwd zoals in de tekening aangegeven, waarbij voor voldoende koeling moet worden gezorgd. Omgevingstemperatuur: -10°C tot +50°C. 100mm Relatieve luchtvochtigheid: max. 95%, zonder condensvorming. 10mm 10mm De regelaar ontwikkelt tijdens bedrijf warmte. Respecteer Regelaar C1E/S daarom deze afstanden en voorzie een goede warmteafvoer !
  • Pagina 8: Het Aansluitschema

    HET AANSLUITSCHEMA Bij PNP-instelling (standaard), zie ook blz.10 1 x 220 V 3 x 400 V Digitale snelheden hebben voorrang op analoge snelheden Wordt zowel FWD als REV gesloten, stopt de motor L1/L L2/N Parameter F02 = 1 Transistor uitgang Analoge ingang 4-20mA Analoge uitgang 0-10VDC SINK...
  • Pagina 9: Het Aansluiten Van Het Vermogensgedeelte

    HET AANSLUITEN VAN HET VERMOGENSGEDEELTE Controleer of de voedingsspanning overeenkomt met de spanning van de regelaar. De voeding niet voor start/stop bedrijf gebruiken, indien dit toch noodzakelijk is, dan maximaal eenmaal per uur schakelen! Wordt de voedingsspanning op andere klemmen aangesloten, is de regelaar defect ! P1 –...
  • Pagina 10: Stuurstroomklemmenomschrijving

    STUURSTROOMKLEMMENOMSCHRIJVING Klem Functie Omschrijving ANALOOG Massa voor analoge ingangen en klem FMA, geïsoleerd van CM en Y1E spannings- 0 - 10 VDC. ingang Ingangsweerstand: 22 kOhm. 10 VDC,10mA Voedingsspanning voor potentiometer (1 – 5kOhm). stroomingang 4 - 20 mA (Ingangsweerstand: 250 Ohm, max.ingangsstroom 30mA). Aansluiting voor PTC-thermistor Aan deze ingang mag geen spanning van meer als 7,5V worden aangesloten.
  • Pagina 11: Pnp Of Npn

    PNP OF NPN Door een kleine brug, juist boven de stuurstroomklemmen, te verleggen kan men omschakelen van PNP op NPN. PNP is de standaardinstelling. Onderstaande schema’s geven weer hoe de regelaar in beide gevallen wordt aangesloten. Bedrading NPN (sink) Bedrading PNP (source) met contact Bedrading PNP (source) met PLC TIPBEDRIJF Men komt in tipbedrijf door de druktoetsen ‘STOP’...
  • Pagina 12: De Operator

    DE OPERATOR 1. De display *In de bedrijfsmode ziet men de uitgangsfrequentie, de uitgangsstroom, het opgenomen vermogen of de uitgangsspanning (keuze met drukknop ‘FUNC’). *In de programmeermode ziet men de parameteradressen en hun waarden. *Bij een storing geeft een code de oorzaak aan. 2.
  • Pagina 13: Het Programmeren

    HET PROGRAMMEREN Het programmeren is eenvoudig: Na het inschakelen van de voeding, knippert de display met de ingestelde frequentie. Druk PRG en u ziet 1 F _ _ op de display. De ‘1’ betekend menu 1, zie ook blz.14 Met de druktoetsen kunt u nu eenvoudig naar een andere groep parameters springen, bijvoorbeeld: E, C, P, H enz.
  • Pagina 14: De Eerste Start, Via De Operator

    DE EERSTE START, VIA DE OPERATOR. Als u de voeding en de motor aansluit, kunt u met de ingebouwde potentiometer de snelheid regelen en met de druktoetsen START/STOP de regelaar bedienen. (in één draairichting). Dit is de standaardinstelling. Wilt u de snelheid regelen via een externe potentiometer of 0 – 10VDC, moet u parameter F01 op ‚1’...
  • Pagina 15: Uitleg Over De Menu's 1 En 2

    UITLEG OVER DE MENU’S 1 EN 2 MENU 1, HET VERANDEREN VAN PARAMETERS Parameter E52 staat standaard op ‚0’. Dan heeft men enkel toegang tot dit menu! Als u op ‚PRG’ drukt verschijnt op de display ‚1F’, dit betekend dat u in menu 1 bent waar alle parameters worden aangepast.
  • Pagina 16: Basisparameters F

    BASISPARAMETERS F F-parameters Programmabeveiliging. Omschrijving Het veranderen van parameters is mogelijk. Het programmeren is geblokkeerd, enkel het uitlezen is mogelijk. Om F00 in ‚1’ te veranderen, moet men gelijktijdig 'STOP' en ' ' indrukken. ’ te drukken. De regelaar wordt ontgrendeld door ‚STOP’ en ‚ Enkel F00 en H03 zijn nu te programmeren en alle parameters via RS485! Standaardinstelling : 0 Niet te veranderen tijdens bedrijf.
  • Pagina 17 F-parameters Absolute maximale uitgangsfrequentie (komt overeen met stuursignaal 10VDC). Instelbereik: 25 - 400Hz Resolutie: 0,1Hz Standaardinstelling: 50Hz Niet te veranderen tijdens bedrijf. V/Hz-karakteristiek Frequentie waarbij de nominale spanning wordt bereikt, dit is normaal de frequentie welke op het motorkenplaatje staat. Met de parameters H50 en H51 (zie blz.45) kan men een knik maken in de V/Hz- karakteristiek.
  • Pagina 18 F-parameters Aanlooptijd . De tijd om van 0Hz naar de maximale frequentie te gaan. aanlooptij ingestelde frequentie Reële aanloop = imale frequentie Door het programmeren van S-kurven, met parameter H07, kunnen de aanlooptijd en de vertraagtijd worden verlengd. Instelbereik: 0,01 - 3600sec Resolutie: 0,01sec Standaardinstelling: 6sec Te veranderen tijdens bedrijf.
  • Pagina 19 F-parameters Boost .(koppel bij lage frequenties) De hoogte van de koppelverhoging wordt ingesteld met parameter F09 Welke boostregeling men gebruikt wordt ingesteld met parameter F37: Omschrijving Manuele koppelverhoging (met F09) voor toepassingen met variabel koppel. Manuele koppelverhoging (met F09) voor toepassingen met constant koppel. Automatische koppelregeling (aanbevolen!).
  • Pagina 20 F-parameters Elektronisch thermisch relais (functie). Omschrijving Actief voor standaard motoren. Bij lagere frequenties is de koeling van de motor slechter en zal het thermisch relais sneller reageren. Actief voor motoren met geforceerde koeling. Reageert als er in de tijd (F12), een hogere stroom vloeit als in F11 ingesteld. Standaardinstelling: 1 Te veranderen tijdens bedrijf.
  • Pagina 21 F-parameters Het herstarten na een kortstondige netspanninguitval. Hierbij kan men kiezen tussen het activeren van een alarmfunctie of het automatisch herstarten van de uitlopende motor als de spanning terug komt. Functie Bij spanningsuitval Na spanningsuitval Niet actief, Alarmmelding LU; uitgang Geen automatische start;...
  • Pagina 22 F-parameters De offset van het analoge signaal wordt bepaald door parameter F18 en C50. De versterking voor de spanningsingang (klem 12) wordt ingesteld met de parameters C32 en C34. De versterking voor de stroomingang (klem C1) geschiedt door C37 en C39. Door het programmeren van deze parameters, is het stuursignaal onafhankelijk van het 0-punt.
  • Pagina 23 F-parameters DC-remming wordt gebruikt om een langzaam uitlopen van de motor ten gevolge van zijn massatraagheid te vermijden. DC-remming (de frequentie waarbij het DC-remmen start). Wordt een te hoge startfrequentie ingesteld, kan de regelaar instabiel worden en er komen eventueel overspanning problemen. Instelbereik: 0,0 –...
  • Pagina 24 F-parameters Tactfrequentie. Hogere tactfrequentie : - minder verliezen en verwarming in de motor - minder motorgeruis en meer koppel. Lagere tactfrequentie : - minder verliezen en verwarming in de regelaar - minder parasietproblemen In de regelaar bevindt zich een ingebouwde overbelastingsbeveiliging welke automatisch de tactfrequentie verminderd om de regelaar te beschermen (parameter H98, blz.48).
  • Pagina 25 F-parameters Keuze van de koppelverhoging regeling De manuele waarde wordt ingesteld met parameter F09. Zie voor meer informatie blz.18 Omschrijving Manuele koppelverhoging (met F09) voor toepassingen met variabel koppel. Manuele koppelverhoging (met F09) voor toepassingen met constant koppel. Automatische koppelregeling (aanbevolen!). Automatische energie spaarfunctie, met variabele last bij versnellen en vertragen welke wordt ingesteld met F09.
  • Pagina 26 F-parameters Elektronisch thermisch relais voor de remweerstand (ontlaadcapaciteit) Bij regelaars met ingebouwde remweerstand ‘0’ programmeren. Instelbereik: 0-900kWs, 999 = niet actief Resolutie: 1kWs Standaardinstelling: 999 Te veranderen tijdens bedrijf. Elektronisch thermisch relais voor de remweerstand (toelaatbaar gemiddeld verlies) Bij regelaars met ingebouwde remweerstand ‘0’ programmeren. Instelbereik: 0,001-50,0kW Resolutie: 0,001kW Standaardinstelling: 0...
  • Pagina 27: Extra Basisparameters E

    EXTRA BASISPARAMETERS E E-parameters De digitale ingangen X1 t/m X3, te programmeren met parameter E01 – E03. Uitleg over deze voorwaarden op de volgende pagina’s. Positieve Negatieve Omschrijving van de voorwaarden logica logica 1000 Vast ingestelde frequenties, max. één snelheid (SS1) 1001 max.
  • Pagina 28 E-parameters Toelichting bij de voorwaarden voor de digitale ingangen (bij positieve logica) 0-1-2 Maximaal 7 vast ingestelde frequenties zijn via één,twee of drie ingangen te kiezen. De frequenties worden in parameter F01 en C05 t/m C11 (zie blz 37) ingesteld. Ingang Stuursignaal Bepaald door F01 (blz.15) of C30 (blz.38)
  • Pagina 29 E-parameters 8 Reet (RST) Na een alarmmelding wordt op de negatieve flank het alarm gereset, daarna is de regelaar weer startbereid. 9 Externe thermische storing (THR) Wordt deze ingang onderbroken, dan wordt de uitgangsspanning direct 0 en de motor loopt ongeregeld uit. De regelaar geeft het alarm OH2. 10 Tipbedrijf actief Is de ingang gesloten en wordt een startbevel gegeven, gaat de motor draaien op de snelheid welke in parameter C20 (blz.37) is ingesteld.
  • Pagina 30 E-parameters 24 Vrijgave interface (LE). Bij gesloten ingang is de communicatie vrijgegeven. Parameter H30 (blz.45) moet correct worden ingesteld. 33 Door het sluiten van deze ingang worden de integrale- en differentiaalcomponent van de PID-regeling gereset. 34 Door het sluiten van deze ingang wordt de uitgang van de PID-regeling bevroren, doordat de PID-integraalcomponent wordt onderdrukt.
  • Pagina 31 E-parameters Tweede aanlooptijd Wordt een digitale ingang met de waarde ‘4’ geprogrammeerd, dan geldt als aanlooptijd parameter E10 in plaats van F07. Instelbereik: 0,0 – 3600sec Resolutie: 0,01sec Standaardinstelling: 6sec Te veranderen tijdens bedrijf. Tweede vertraagtijd Wordt een digitale ingang met de waarde ‘4’ geprogrammeerd, dan geldt als vertraagtijd parameter E11 in plaats van F08.
  • Pagina 32 E-parameters De digitale uitgangen Y1 en 30A,B,C; te programmeren met E20 en E27 Y1 is een transistoruitgang. Relaisuitgang 30A,B,C is de alarmuitgang die echter ook vrijprogrammeerbaar is! De alarmuitgang sluit contact 30A-30C bij een alarm. Relaisuitgang 30A, B, C is een mechanisch contact en daarom niet geschikt voor voorwaarden welke vaak schakelen.
  • Pagina 33 E-parameters E31 Frequentieniveau waarop een uitgang zal schakelen als deze met de waarde ‘2’ wordt geprogrammeerd. De hysterese is vast op 1Hz ingesteld. Instelbereik: 0,0 – 400Hz Resolutie: 0,1Hz Standaardinstelling: 50Hz Te veranderen tijdens bedrijf. Instelwaarde E31 hysterese E34 Overbelastingswaarschuwing (niveau) Dit stroomniveau wordt gebruikt voor de uitgangsvoorwaarden 7 –...
  • Pagina 34 E-parameters E39 Coëfficiënt om, samen met E50, het aantal product per tijdseenheid, het toerental, of de lineaire snelheid in te stellen en hun waarde op de display aan te geven. Producttijd (min) = ingestelde frequentie Toerental (t/min) = E50 x ingestelde frequentie Lineaire snelheid (m/min)= E50 x ingestelde frequentie Bij de displayaanduiding, is het niet de ingestelde maar de uitgangsfrequentie.
  • Pagina 35 E-parameters Display instelling snelheden Omschrijving Uitgangsfrequentie voor de slipcompensatie Uitgangsfrequentie na de slipcompensatie Frequentie stuursignaal Toerental in t/min Lineaire snelheid in m/min Producten per tijdseenheid Standaardinstelling : 0 Te veranderen tijdens bedrijf E50 Coëfficiënt voor displayaanduiding van de snelheid. Zie tekst bij parameter E39, blz.33 Instelbereik: 0,01 –...
  • Pagina 36 E-parameters E62 Functie klem C1 Omschrijving Geen Extra frequentie die wordt toegevoegd aan F01 maar nooit aan C30 Extra frequentie die wordt toegevoegd aan bijvoorbeeld een digitale snelheid Gewenste waarde van de PID-regeling PID terugkoppel signaal Standaardinstelling: 0 Niet tijdens bedrijf te veranderen Hebben E60, E61 en E62 dezelfde instelling, dan heeft E60 voorrang, daarna E61 en daarna E62.
  • Pagina 37: Stuursignaal En Controleparameters C

    STUURSIGNAAL EN CONTROLEPARAMETERS C C-parameters Resonantiefrequentie 1. Resonantiefrequentie 2. Resonantiefrequentie 3. Hierdoor springt men over kritische frequenties welke trillingen in de installatie kunnen veroorzaken.Tijdens het aanlopen en vertragen worden geen frequentie- sprongen uitgevoerd. Twee resonantiefrequenties kunnen zich overlappen. Met C01, C02 en C03 wordt het midden van de frequentieband ingesteld. Instelbereik : 0,0 –...
  • Pagina 38 C-parameters C05-C11 Zijn 7 vast ingestelde frequenties. Met behulp van de parameters E01 – E03 kunnen via een, twee of drie digitale ingangen vast ingestelde snelheden worden gekozen.Deze snelheden worden hier ingesteld. Digitale snelheden hebben voorsprong op analoge snelheden. Instelbereik : 0 – 400Hz Resolutie : 0,01Hz Standaardinstelling : 0,0Hz Te veranderen tijdens bedrijf...
  • Pagina 39 C-parameters Het tweede stuursignaal (in plaats van F01) Wordt een ingang welke met de waarde ’11’ werd geprogrammeerd gesloten, dan wordt het stuursignaal van F01 verwisselt voor het stuursignaal van C30. Omschrijving .in local mode Instellen met Spanningsingang 0-10VDC (klem 12) Instelbereik: 0,00 –...
  • Pagina 40 C-parameters C34/C39 Punt A van het stuursignaal de offset wordt bepaald door parameters F18 en C50, besproken op blz.21 Punt B, de versterking, wordt bepaald voor: Klem 12 (0-10VDC) door parameters C32 en C34 (versterking en referentiepunt) Klem C1 (4-20mA) door parameters C37 en C39 (versterking en referentiepunt) Hierdoor is het stuursignaal volledig onafhankelijk van het nulpunt.
  • Pagina 41: Motorparameters P

    MOTORPARAMETERS P P-parameters Deze parameters moeten beslist worden ingesteld als men in geregeld bedrijf werkt, evenals F05! Motorvermogen Instelbereik : 0,01 – 10,0kW Resolutie : 0,01kW Standaardinstelling : Fuji-waarden Niet te veranderen tijdens bedrijf. Nominale motorstroom van de motor Instelbereik : 0,01 –99,99A Resolutie : 0,01A Standaardinstelling : Fuji-waarden Niet te veranderen tijdens bedrijf.
  • Pagina 42: Hogere Functies Parameters H

    HOGERE FUNCTIES PARAMETERS H H-parameters Parameterinitialisering. Omschrijving Geen initialisering Alle parameters worden op hun standaardwaarden gezet Initialiseren van de P-parameters Gelijktijdig drukken van de toetsen ‘STOP’ en verhoogt de waarde, drukken op ‚STOP’ en laat de waarde verminderen. Na het initialiseren verandert H03 automatisch terug naar de waarde 0. Standaardinstelling : 0 Niet te veranderen tijdens bedrijf Auto-reset .
  • Pagina 43 H-parameters Het automatisch afschakelen van de frequentieregelaarventilator. Omschrijving Ventilator draait altijd. Ventilator draait indien noodzakelijk; als motor draait, draait de ventilator ook Aanbevolen is positie 1, daar daardoor de levensduur van de ventilator wordt verlengt. Als echter de regelaar zeer vaak stopt, waardoor de ventilator bij H06=1 steeds minder dan 10 min draait, is dit juist schadelijk voor de levensduur.
  • Pagina 44 H-parameters Dynamische stroombegrenzing (hardware) Omschrijving Niet actief Actief Een “te hoge stroom”-alarm (EOC) komt altijd na een snelle lastverandering. Parameter H12 regelt de uitgang van de regelaar en verhindert te hoge stromen. Is deze stroombegrenzing actief, kan het motorkoppel worden gereduceerd. Daarom mag hij niet worden gebruikt in gevaarlijke installaties, zoals liften.
  • Pagina 45 H-parameters PTC thermistor Omschrijving Niet actief Actief Sluit de PTC en een weerstand van 1kOhm volgens onderstaand schema aan. Wordt de thermistor geactiveerd, volgt de storing “OH4”, thermische storing. Standaardinstelling : 0 Te veranderen tijdens bedrijf PTC-thermistor (uitschakelniveau) Het uitschakelniveau wordt door de volgende formule bepaald: Rp ? 1 Rp = Vc1 waarbij Rp =...
  • Pagina 46 H-parameters Seriële verbinding (functie) RS485 kan optioneel in de regelaar worden ingebouwd. De seriële communicatie omvat:-Het veranderen van parameters, -Het starten en stoppen van de regelaar, -Het veranderen van de frequentie, -Het controleren van de status van de regelaar. H30 Controleert veranderen Frequentie veranderen Start/stop van parameters...
  • Pagina 47 H-parameters Aanloop- en vertraagtijd voor tipbedrijf (Zie parameter E01, waarde 10 (blz.26) en parameter C20 (blz.37) om de tipfrequentie in te stellen. Instelbereik: 0,0 – 3600sec Resolutie: 0,01sec Standaardinstelling: 6,0sec Te veranderen tijdens bedrijf. Minimale frequentie bij ingeschakelde beveiligingsfuncties Als één van de stroombegrenzingen actief is, mag de frequentie niet onder deze waarde dalen.
  • Pagina 48 H-parameters De uitgangsstroom van de regelaar kan fluctueren ten gevolge van de motorkarakteristiek en/of verandering van de belasting. Met deze parameter kan men dit fluctueren onderdrukken. Bij een verkeerde instelling, kan het resultaat slechter worden! Deze parameter enkel instellen indien het werkelijk noodzakelijk is! Instelbereik: 0,0 –...
  • Pagina 49 H-parameters Bescherming of onderhoud. H98 Automatisch verlagen Bescherming tegen uitval van Bescherming tegen uitval van de tactfrequentie een netfase van een uitgangfase Automatisch verlagen van de tactfrequentie: In kritische installaties, waar uitval moet worden vermeden, kan het automatisch verlagen van de tactfrequentie voorkomen dat er een alarm optreedt ten gevolge van -een te hoge koellichaamtemperatuur (OH1) -een overbelasting van de frequentieregelaar (OLU) -ongewoon hoge omgevingstemperaturen of...
  • Pagina 50: Uitleg Beschermingsfuncties

    UITLEG BESCHERMINGSFUNCTIES Bij een storing, wordt de regelaar direct uitgeschakeld, de motor loopt uit en op de display wordt de aard van de storing aangeduid. Reset niet gewoon, controleer waarom er een storing is! Remedies vindt u op de volgende pagina´s,genummerd zoals hier in de linkse kolom. Omschrijving Betekenis Te hoge stroom...
  • Pagina 51 1.OC Is er een kortsluiting of aardsluiting in de motor of motorkabel ? Is de aanloop- of vertraagtijd te kort ingesteld ? Is de belasting groter geworden of groter als berekend ? Is de boost te hoog ingesteld, parameter F09 bij F37 = 0, 1, 3, of 4 ? Is de volt/herz-karakteristiek correct ingesteld ? Maak de motorkabel los van de regelaar en start de regelaar.
  • Pagina 52 8.OH4 PTC-thermistor, aangesloten op klem C1 reageert. Is diens instelling correct (H27) De V/Hz-karakteristiek, of de boost (F09) is niet goed ingesteld. De last is te groot of te groot geworden voor de motor. 9.dbH De af te remmen last was te hoog, of de afremtijd te kort (H08, E11 of H54) De functiecodes F50 en F51 zijn verkeerd ingesteld of de remweerstand is defect.
  • Pagina 53: Andere Storingen

    ANDERE STORINGEN De motor draait niet. -Brandt de LED « charge » ? Controleer de voeding van de regelaar. -Staat er op de display een alarmmelding ? -Wordt het start/stop bevel van de regelaar via de operator of via de klemmen gegeven, (zie F01) en is daar een startbevel gegeven, controleer menu 4 ? -Staat schakelaar PNP/NPN in de goede positie ?
  • Pagina 54 De snelheid is slechts begrenst te veranderen -De offset F18 is zeer hoog ingesteld. -Er komt een signaal van klem 12 en van klem C1, en het verschil is zeer klein. -De belasting is zeer hoog en een beveiligingsfunctie verhindert een snelheidsverandering. De motor vertraagt bij het versnellen.
  • Pagina 55: Onderhoud

    ONDERHOUD In menu 5 vind u informatie betreffende de levensduur van de tussenkring condensator, de ventilator en de electrolytische condensatoren op de stuurkaart. Na onderstaande tijden moeten deze onderdelen worden uitgewisseld. Onderdelen Uitwisselen na: Tussenkring condensatoren Waarde onder 85% van de nominale waarde. Condensatoren op de stuurkaart 61.000 bedrijfsuren Ventilator *...
  • Pagina 56: Menu 3, Het Controleren Van De Aandrijving

    MENU 3, HET CONTROLEREN VAN DE AANDRIJVING Verandert u de waarde van parameter E52 in ‘2’, dan ziet u alle menu’s. Als u nu op ‚PRG’ drukt, ziet u de menu’s 1 tot en met 6. Druk op totdat ‘3.oPE’ op de display verschijnt en druk dan ‘FUNC’.Er verschijnt : 3_00. In dit menu kunt u achtereenvolgens aflezen: 3_00 De uitgangsfrequentie voor de slipcompensatie (Hz)
  • Pagina 57: Menu 4, Contrôle Van Alle In- En Uitgangen

    MENU 4, CONTRÔLE VAN ALLE IN- EN UITGANGEN. Verandert u de waarde van parameter E52 in ‘2’, dan ziet u alle menu’s. Als u nu op ‚PRG’ drukt, ziet u de menu’s 1 tot en met 6. Druk op totdat ‘4.i_o’ op de display verschijnt en druk dan ‘FUNC’. 4_00 Status van de in- en uitgangen.
  • Pagina 58: Menu 5, Onderhoud Informatie

    MENU 5, ONDERHOUD INFORMATIE. Verandert u de waarde van parameter E52 in ‘2’, dan ziet u alle menu’s. Als u nu op ‚PRG’ drukt, ziet u de menu’s 1 tot en met 6. Druk op totdat ‘5.CHE’ op de display verschijnt en druk dan ‘FUNC’. 5_00 Inschakeltijd van de regelaar.
  • Pagina 59: Menu 6, Storingsinformatie

    MENU 6, STORINGSINFORMATIE. Verandert u de waarde van parameter E52 in ‘2’, dan ziet u alle menu’s. Als u nu op ‚PRG’ drukt, ziet u de menu’s 1 tot en met 6. Druk op totdat ‘’6.AL op de display verschijnt en druk dan ‘FUNC’. Nu ziet u de laatste storing op de display, voorafgegaan door ‘1’.
  • Pagina 60: Overzicht Parameters

    OVERZICHT PARAMETERS De vetgedrukte zijn tijdens bedrijf niet te veranderen F00 programmabeveiliging C01 resonantiefreq.1 F01 keuze stuursignaal C02 resonantiefreq.2 F02 keuze startsignaal C03 resonantiefreq.3 F03 abs.max.frequentie C04 hysterese resonantiefreq. F04 freq. V/Hz-karakteristiek C05 digitale snelheid 1 F05 spanning V/Hz-karakteristiek CO6 digitale snelheid 2 F07 aanlooptijd C07 digitale snelheid 3 F08 vertraagtijd...

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Frenic mini frn-c1s

Inhoudsopgave