HOE TOPPRESTATIES TE KRIJGEN VAN UW TRACTOR
Onderhoud tractor
Zorg voor dagelijks en periodiek onderhoud, zoals in deze handleiding in schema wordt gegeven.
Do's
•
Laat de motor gedurende ongeveer 1 minuut op stationair tpm draaien alvorens de tractor te starten of
te stoppen.
•
Bij gebruik van de tractor na een lange tijd: Plaats de sleutel, draai deze en laat de motor 3-4 keer
draaien om de motor normaal te starten.
•
Zorg dat de lekvrije verbindingen en klemmen goed vastzitten.
•
Zorg voor smeerolie van de aangegeven kwaliteit.
•
Controleer regelmatig de lucht- en oliefi lter. In geval de verstoppingssensor indicaties aangeeft, betekent
dit dat de luchtreiniger moet worden gereinigd of vervangen.
•
Zorg dat de onderhoudsintervallan van de motor worden nageleefd.
Dont's
•
Gebruik geen additieven in smeerolie.
•
Laat het voertuig/de motor niet voor lange perioden stationair draaien (langer dan 20-30 minuten).
Droge-luchtreiniger
•
Controleer de verstoppingssensor, reinig en verwijder het fi lterelement als het rode indicatielampje
brandt op het instrumentenpaneel.
Motorolie
•
Controleer dagelijks het motoroliepeil. Oliepeil tussen de markering "Min" en "Max" op de peilstok is
veilig. Vul het oliepeil aan als het oliepeil dicht in de buurt van de markering "Min" komt.
Vrij spel bij koppelings- en rempedaal
•
Houdt 20-25 mm vrij spel bij het koppelingspedaal van het straddletype koppelingspedaal.
•
Houdt 20-25 mm vrij spel bij het rempedaal van het straddletype rempedaal.
Smering
•
Smeer alle smeerpunten elke 50 uur of wekelijks. Smeer dagelijks bij werkzaamheden in modder.
DIESELBRANDSTOF
Let op het volgende, alvorens brandstof, brandstoftanks, enz. te hanteren:
•
Gebruik geen gemanipuleerde diesel in uw tractor.
•
Vul aan het einde van elke dag de brandstoftank om nachtelijke condensatie te verminderen.
•
De brandstofdop en de vulpijp altijd schoon.
•
Als de originele brandstofdop kwijt of beschadigd is, vervang het dan met een origineel onderdeel.
•
Om te verzekeren dat opgeslagen brandstof vrij blijft van vuil, water, enz., moeten voorzorgsmaatregelen
worden genomen.
•
Om verwijdering van vocht en bezinksel te bevorderen, moet op het laagste punt (bij het tegenovergestelde
uiteinde van de uitlaatpijp) een aftapplug worden geplaatst. Als er geen fi lter is op de uitlaatpijp, dan
moet een fi jnmazige trechter worden gebruikt.
10