!
VEILIG GEBRUIK
2. Zorg dat de tractor volledig is gestopt alvorens te
demonteren.
3. Vermijd parkeren op steile hellingen. Indien
enigszins mogelijk, parkeer dan op een stevig
en egaal oppervlak; zo niet, parkeer dwars over
een helling en blokkeer de wielen. Door deze
waarschuwing niet na te leven, kan ervoor zorgen
dat de tractor beweegt wat letsel of de dood kan
veroorzaken.
4. DE AFTAKAS BEDIENEN
1. Wacht tot alle bewegende componenten geheel
zijn gestopt alvorens van de tractor te komen,
om enige door de aftakas aangedreven werktuig
aan te sluiten, ontkoppelen, afstellen, reinigen of
onderhouden.
2. Houd het lid van de aftakas te allen tijden op de
plaats. Plaats de aftakasdop als de as niet in
gebruik is.
(1) AFTAKASDOP
(2) AFTAKASBESCHERMING
3. Lees de handleiding van de fabrikant en raadpleeg
de veiligheidslabels die op het werktuig zijn
aangebracht, alvorens door aftakas aangedreven
werktuig te installeren of te gebruiken.
4. Bij het besturen van stationair door aftakas
aangedreven werktuig, moet altijd de handrem van
de tractor worden toegepast en moeten stopblokken
voor en achter de achterwielen worden geplaatst.
Blijf uit de buurt van alle roterende onderdelen.
Stap nooit over roterende onderdelen.
5. DRIEPUNTSOPHANGING GEBRUIKEN
1. Gebruik
de
driepuntsophanging
werktuig dat is ontworpen voor gebruik met de
driepuntsophanging.
2. Zorg bij gebruik van een met driepuntsophanging
gemonteerd werktuig, dat het juiste tegengewicht
is geïnstalleerd aan de voorkant van de tractor.
3. Stel de knop Daalsnelheid werktuig in de positie
"TRANSPORTVERGRENDELING"
werktuig in de verhoogde positie te houden tijdens
transport over straat.
(1) Knop Daalsnelheid driepuntsophanging
6. DE TRACTOR ONDERHOUDEN
Alvorens de tractor te onderhouden, parkeer
deze op een stevig, vlak en egaal oppervlak, stel
de handrem in, laat alle werktuigen op de grond
1
zakken, plaats de versnellingshendel in neutraal,
stop de motor en verwijder de sleutel.
1. Geef de tractor tijd om af te koelen alvorens te
2
werken aan of nabij de motor, demper, radiator, enz.
2. Verwijder de radiatordop niet terwijl het koelmiddel
heet is. Wanneer afgekoeld, draait u langzaam
de dop naar de eerste stop om overmatige druk
te laten ontsnappen alvorens de dop geheel te
verwijderen. Als de tractor een expansietank heeft
voor de koelvloeistof, voeg dan koelvloeistof of
water toe aan de tank en niet aan de radiator.
(Raadpleeg
"DAGELIJKSE CONTROLE" in de paragraaf
"PERIODIEK ONDERHOUD".)
3. Stop altijd de motor alvorens bij te tanken. Vermijd
overlopen en overvulling.
4. Rook niet wanneer u rondom de accu werkt of
tijdens het tanken. Hou alle vonken en vlammen
uit de buurt van de accu en brandstoftank. De accu
vormt explosiegevaar omdat het, vooral tijdens
opladen, waterstof en zuurstof afgeeft.
5. Lees en volg alle instructies alvorens een lege
alleen
met
accu met startkabels op te starten. (Zie "MET
KABELS STARTEN" in de paragraaf "DE MOTOR
BEDIENEN".)
6. Houd
brandblusser bij de hand.
7. Koppel de aardingskabel van de accu los alvorens
om
het
op of nabij elektrische componenten te werken.
5
B
A
(A) "SNEL" (B) "LANGZAAM"
(C) "TRANSPORTVERGRENDELING"
"Koelvloeistofpeil
te
allen
tijden
C
1
controleren"
in
een
EHBO-doos
en