Gebruikershandleiding
6. Controleer het afdrukpatroon om te controleren of de spuitkanaaltjes van de printkop verstopt zijn.
Als de spuitkanaaltjes niet verstopt zijn, tikt u op OK om de bewerking af te sluiten.
OK
NG
7. Als de spuitkanaaltjes verstopt zijn, tikt u op NG om de printkop te reinigen.
8. Nadat het reinigen is voltooid, drukt u opnieuw een afdrukpatroon af om te controleren of er geen
verstoppingen meer zijn. Als er nog steeds spuitkanaaltjes verstopt zijn, herhaalt u het reinigen van de
printkop en voert u een spuikanaaltjescontrole uit.
Gerelateerde informatie
"De stroom in- of uitschakelen" op pagina 18
&
"Menuopties voor Onderhoud" op pagina 47
&
Onderhoud
224