31. Ga naar het MX-venster op het scherm Instrumentvoorbereiding.
32. Selecteer bij Indien nodig de optie Vloeibaar afval legen.
33. Selecteer Taken bevestigen om de afvoer van vloeibaar MX-afval te registreren.
5.9
Omgevingscontroleprocedure
De omgeving moet worden gecontroleerd volgens de frequentie in uw laboratoriumrichtlijnen.
1. Pak voor elke te testen plaats een steriel katoenen wattenstaafje of wattenstaafje met
synthetische punt en het juiste monsterbufferbuisje of HP-verdunningsbuisje op basis
waarvan de assay moet worden getest.
2. Plak op elk buisje een omgevingscontrole-etiket.
3. Dompel het wattenstaafje in nucleasevrij water en veeg met een brede beweging over de
plaats.
4. Druk het wattenstaafje uit in het monsterbufferbuisje of HPV verdunningsbuisje en gooi het
wattenstaafje dan weg als biologisch gevaarlijk afval.
5. Herhaal dit op elke te controleren plaats.
6. Plaats de buisjes in een P-rek en start een monsterset. Zie
7. Registreer de omgevingscontrolegegevens volgens de laboratoriumprocedure. Zie
5.9.2 Evaluatie van
omgevingscontrolegegevens.
5 - Onderhoud
4.6 Een monsterset
starten.
117