18. Houd de afvalfles met uw ene hand aan de handgreep vast en houd de onderkant met uw
andere hand vast tijdens het wegspoelen van het vloeibare afval.
19. Gooi de inhoud van de afvalcontainer conform de geldende voorschriften weg. Giet
vloeibaar afval niet in een gootsteen waar dat verboden is.
20. Spoel de afvalfles met kraanwater en gooi deze weg op dezelfde manier als het afval in de
stap hierboven.
21. Bevochtig een laboratoriumdoekje met 1% natriumhypochlorietoplossing en veeg de
buitenkant van de afvalfles af, waaronder de buitenkant van de snelkoppeling op de
deksel.
22. Herhaal de vorige stap met een laboratoriumdoekje bevochtigd met water.
23. Laat de afvalfles drogen door deze ondersteboven op absorberend materiaal te plaatsen
voordat u de fles weer gebruikt.
24. Bereid een fles met vloeibaar afval door twee neutralisatiezakjes toe te voegen aan een
schone, droge GX fles voor vloeibaar afval.
25. Plak een geïnitialiseerd en gedateerd etiket op de fles om te bevestigen dat
neutralisatiezakken zijn toegevoegd.
26. Plaats de schone, droge afvalfles in de ontsmettingsruimte.
27. Sluit de afvalslang aan door de snelkoppeling omlaag te duwen totdat deze hoorbaar
vastklikt. Trek de aansluiting dan voorzichtig omhoog om te zien of de aansluiting goed
vastzit.
28. Bevochtig een laboratoriumdoekje met 1% (v/v) natriumhypochlorietoplossing en veeg de
buitenkant van de snelkoppeling van de afvalslang af.
29. Veeg de buitenkant van de snelkoppeling nogmaals af met een laboratoriumdoekje
bevochtigd met water.
30. Sluit de onderste linkerdeur.
5 - Onderhoud
113