c) Zender en voertuig inschakelen
• Laat de hendel (E) los zodat deze in de middenpositie staat. Laat ook het draaiwiel (C) los.
Schakel eerst de zender met de aan-/uit-schakelaar (A) uit (schakelaarstand "ON"= ingeschakeld). De LED (B) op
de zender knippert.
• Schakel het' voertuig eerst via de aan-/uitschakelaar (L) die zich aan de onderkant bevindt, in (schakelaarstand
"ON" = ingeschakeld).
• De zender herkent nu het voertuig, de LED (B) stopt met knipperen.
Ga altijd in deze volgorde tewerk - eerst de zender inschakelen, daarna het voertuig. Let op dat u tijdens
het inschakelen de hendel (E) en het draaiwiel (C) niet beweegt, maar in de basisstand (middelste stand)
staat.
d) Voertuig besturen
• Plaats het rijklare voertuig nu op de grond. Neem daarbij de aandrijving van het voertuig niet vast; houd het voertuig
niet aan de wielen vast.
• Via de hendel (E) kunt u het voertuig vooruit en achteruit rijden en stoppen.
Vooruit rijden
• Met het draaiwiel (C) kan het voertuig tijdens het rijden naar links of rechts worden gestuurd.
Naar links sturen
68
Stop
Naar rechts sturen
Achteruit rijden