• Laat de zender steeds ingeschakeld zolang het modelvoertuig in gebruik is.
• Schakel in geval van storing het model direct uit en zorg dat de storing geheel is verholpen voordat u
het model weer in gebruik neemt.
• Om het gebruik te beëindigen, schakelt u altijd eerst het voertuig uit. Pas daarna mag de zender uitge-
schakeld worden.
• Bij langere gebruiksonderbrekingen (bv. voor opslag) moet de rijaccu uit het voertuig worden verwijderd;
ontkoppel de steekverbinding tussen rijaccu en voertuig volledig. Verwijder bovendien de batterijen/
accu's uit de zender.
• Bij zwakke batterijen (bv. accu's) in de zender neemt het bereik af. Bovendien reageert het voertuig evt.
niet meer op de stuurbevelen op de zender. Stop in dit geval het rijden van het voertuig en schakel het
voertuig uit. Vervang vervolgens de batterijen of accu´s in de zender door nieuwe.
• Als de rijaccu in het voertuig zwak wordt, zal het voertuig langzamer rijden of niet meer correct op de
zender reageren.
De rijaccu in het voertuig dient niet alleen voor de verzorging van de aandrijving, maar ook voor de ont-
vanger. Bij te lage spanning van de rijaccu kan ook de spanning aan de ontvanger verlagen, wat ervoor
zorgt dat het voertuig niet meer op de stuurbevelen van zender regeert.
In dit geval moet u het rijden onmiddellijk stopzetten (voertuig uitschakelen, daarna zender uitschake-
len). Vervang daarna de rijaccu van het voertuig door een volledig opgeladen rijaccu of laad de rijaccu
opnieuw op.
Voor u de rijaccu opnieuw oplaadt, laat u deze volledig afkoelen. Houd voor elke accuvervanging een
pauze van 5 - 10 minuten zodat de aandrijving van het voertuig kan afkoelen.
62