De maat A is ≥ 900 mm voor regio met vorst aan de grond,
en ≥ 600 mm voor regio zonder vorst aan de grond.
De valpijp moet in een voldoende groot kiezelbed uitmon-
den, zodat het condensaat vrij kan worden afgevoerd.
Om bevriezing van het condenswater te voorkomen, moet
de verwarmingsdraad over de condensafvoertrechter in de
valpijp zijn opgenomen.
4.2.2
Uitvoering van de condensafvoer bij
wandmontage
Bij de wandmontage kan het condenswater worden afge-
voerd via een grindbed, dat onder het product ligt.
Als alternatief kan het condenswater via een condensafvoer-
leiding op een regenpijp worden aangesloten. In dit geval
moet afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden een
elektrische hulpverwarming worden gebruikt om de condens-
afvoerleiding vorstvrij te houden.
4.2.3
Uitvoering van de condensafvoer bij
platdakmontage
Bij de platdakmontage kan het condenswater via een con-
densafvoerleiding op een regenpijp of een dakafvoer worden
aangesloten. In dit geval moet afhankelijk van de plaatselijke
omstandigheden een elektrische hulpverwarming worden ge-
bruikt om de condensafvoerleiding vorstvrij te houden.
5
Bedrijf
5.1
Product inschakelen
▶
Schakel in het gebouw alle scheidingsschakelaars in die
met het product zijn verbonden.
5.2
Product bedienen
De bediening volgt via de thermostaat van de binnenunit
(→ gebruiksaanwijzing voor binnenunit) en via de optionele
systeemthermostaat (→ gebruiksaanwijzing voor systeem-
thermostaat).
148
100
5.3
Vorstbeveiliging tot stand brengen
1.
Wanneer geen systeemscheiding aanwezig is, die de
vorstbeveiliging waarborgt, zorg er dan voor, dat het
product is ingeschakeld en ingeschakeld blijft.
2.
Zorg ervoor dat zich geen sneeuw in de omgeving van
de luchtinlaatrooster en luchtuitlaatrooster verzamelt.
5.4
Product uitschakelen
1.
Schakel in het gebouw alle scheidingsschakelaars uit
die met het product zijn verbonden.
2.
Houd er rekening mee, dat op deze manier geen vorst-
beveiliging meer is gewaarborgd, voor zover geen sys-
teemscheiding aanwezig is, die de vorstbeveiliging ga-
randeert.
6
Onderhoud
6.1
Product vrijhouden
1.
Verwijder regelmatig takken en bladeren die zich rond
het product hebben verzameld.
2.
Verwijder regelmatig bladeren en vuil aan het ventila-
tierooster onder het product.
3.
Verwijder regelmatig sneeuw van het luchtinlaatrooster
en van het luchtuitlaatrooster.
4.
Verwijder regelmatig sneeuw die zich rond het product
heeft verzameld.
6.2
Product reinigen
1.
Reinig de mantel met een vochtige doek en een beetje
oplosmiddelvrije zeep.
2.
Gebruik geen sprays, geen schuurmiddelen, afwasmid-
delen, oplosmiddel- of chloorhoudende reinigingsmid-
delen.
6.3
Onderhoud uitvoeren
Gevaar!
Verwondingsgevaar en gevaar voor ma-
teriële schade als gevolg van niet uitge-
voerd of ondeskundig onderhoud en repa-
ratie!
Door niet uitgevoerde of ondeskundige on-
derhoudswerkzaamheden of reparaties kun-
nen personen gewond raken of kan het pro-
duct beschadigd worden.
▶
Probeer nooit om zelf onderhoudswerk-
zaamheden of reparaties aan uw product
uit te voeren.
▶
Geef daartoe opdracht aan een erkend in-
stallateur. We raden u aan om een onder-
houdscontract af te sluiten.
Gebruiksaanwijzing 0020299005_09