2.3.3
Netvoedingskabels
Gebruik de juiste netvoedings- en motorkabels volgens de
lokale voorschriften. De kabel moet de belastingsstroom van
de frequentieregelaar kunnen overbrengen.
Aanbevelingen voor het kiezen van
voedingsspanningskabels
• Om aan de EMC-eisen te voldoen, hoeven geen
afgeschermde voedingsspanningskabels te worden
gebruikt.
• Gebruik hittebestendige kabels, +60 °C (140 °F) of
hoger.
• Dimensioneer de kabels en zekeringen overeenkomstig
de lokale voorschriften en de nominale uitgangsstroom
van de motor. Zie tabel 42, pagina 203.
• Bij fasekabeldoorsneden kleiner dan 16 mm2 (6 AWG)
moet de draaddoorsnede van de PE-geleider groter dan
10 mm2 Cu (16 mm2 Al) zijn, of een tweede PE-gelei-
der met dezelfde doorsnede als de oorspronkelijke PE-
geleider.
Bij kabeldoorsneden groter dan 16 mm2 (6 AWG) maar
kleiner dan of gelijk aan 35 mm2(2 AWG) moet de PE-
draaddoorsnede minimaal 16 mm2(6 AWG) zijn.
Voor kabels met een draaddoorsnede van > 35 mm2
(2 AWG) moet de draaddoorsnede van de PE-geleider
minimaal 50% zijn van de draaddoorsnede van de
gebruikte fase.
Als de draaddoorsnede van de PE-geleider in het
gebruikte kabeltype niet aan bovenstaande vereisten voor
de draaddoorsnede voldoet, moet er een aparte PE-gelei-
der worden gebruikt om wel aan de vereisten te voldoen.
• De litze aardingsaansluiting, zie Afb. 13, is alleen nodig
als de montageplaat is voorzien van een laklaag. Alle
frequentieregelaars hebben een ongelakte achterzijde en
zijn daarom geschikt voor montage op een ongelakte
montageplaat.
Sluit de voedingsspanningskabels aan volgens Afb. 13 tot 14.
De frequentieregelaar heeft standaard een ingebouwd RFI-
netspanningsfilter dat voldoet aan categorie C3, geschikt
voor de 2e Omgeving eisen.
2.3.4
Motorkabels
Om te voldoen aan de EMC-emissienormen is de
frequentieregelaar voorzien van een RFI-netspanningsfilter.
De motorkabels moeten ook zijn afgeschermd en
aangesloten aan beide zijden. Op deze wijze wordt een
zogenaamde "Kooi van Faraday" gevormd rond de
frequentieregelaar, de motorkabels en de motor. De RFI-
stromen worden nu teruggeleid naar hun bron (de IGBT's),
zodat het systeem binnen de emissienormen blijft.
Aanbevelingen voor het kiezen van
motorkabels
• Gebruik afgeschermde kabels volgens de specificatie in
tabel 7. Gebruik een symmetrische, afgeschermde kabel;
drie fasegeleiders en een concentrische of anderszins
16
Monteren
symmetrische PE-geleider en een afscherming.
• Bij fasekabeldoorsneden kleiner dan 16 mm2 (6 AWG)
moet de draaddoorsnede van de PE-geleider groter dan
10 mm2 Cu (16 mm2 Al) zijn, of een tweede PE-
geleider met dezelfde doorsnede als de oorspronkelijke
PE-geleider.
Bij kabeldoorsneden groter dan 16 mm2 (6 AWG) maar
kleiner dan of gelijk aan 35 mm2(2 AWG) moet de PE-
draaddoorsnede minimaal 16 mm2(6 AWG) zijn.
Voor kabels met een draaddoorsnede van > 35 mm2
(2 AWG) moet de draaddoorsnede van de PE-geleider
minimaal 50% zijn van de draaddoorsnede van de
gebruikte fase.
Als de draaddoorsnede van de PE-geleider in het
gebruikte kabeltype niet aan bovenstaande vereisten voor
de draaddoorsnede voldoet, moet er een aparte PE-
geleider worden gebruikt om wel aan de vereisten te
voldoen.
• Gebruik hittebestendige kabels, +60 °C (140 °F) of
hoger.
• Dimensioneer de kabels en zekeringen overeenkomstig
de nominale uitgangsstroom van de motor. Zie tabel 42,
pagina 203.
• Houd de motorkabel tussen frequentieregelaar en de
motor zo kort mogelijk.
• De afscherming moet met een groot contactoppervlak
°
van liefst 360
zijn aangesloten en altijd aan beide
uiteinden, op de motorbehuizing en de
frequentieregelaar-behuizing. Wanneer er gelakte
bevestigingsplaten worden gebruikt, kan de lak worden
weggehaald om een zo groot mogelijk contactoppervlak
te verkrijgen op alle bevestigingspunten, zoals
zadelklemmen en de blootgelegde kabelafscherming. Het
is niet voldoende om alleen te vertrouwen op de
verbinding die door middel van de schroefdraad wordt
gemaakt.
OPMERKING: Het is belangrijk dat de motorbehuizing
hetzelfde aardpotentiaal heeft als andere onderdelen
van de machine.
• De litze-aardingsaansluiting, zie Afb. 13, is alleen nodig
als de montageplaat gelakt is. Alle frequentieregelaars
hebben een ongelakte achterzijde en zijn daarom
geschikt voor montage op een ongelakte montageplaat.
Sluit de motorkabels aan volgens U/T1 - U, V/T2 - V en W/
T3 - W, zie Afb. 17.
Schakelaars tussen de motor en de
frequentieregelaar
Als de motorkabels moeten worden onderbroken door
werkschakelaars, uitgangsspoelen enz., is het noodzakelijk
dat de afscherming wordt voortgezet door middel van een
metalen behuizing, metalen bevestigingsplaten enz., zoals
getoond in Afb. 13.
CG Drives & Automation, 01-5666-03r1