Start Mode [339]
Hier wordt ingesteld hoe de motor wordt gestart bij een run-
commando.
339 Start Mode
Stp
Standaard:
Normaal DC
De motorasflux neemt geleidelijk toe. De
Snel
0
motoras begint onmiddellijk te draaien
nadat het Run-commando is gegeven.
Na een Run-commando wordt de motor
gemagnetiseerd en wordt de
statorweerstand gemeten. Afhankelijk van
Normaal
de motortijdsconstante en de grootte van
1
DC
de motor kan het tot 1,3 sec duren voordat
de motoras gaat roteren. Dit zorgt voor een
betere regeling van de motor bij het
starten.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
EtherCAT index (hex)
Profinet IO-index
Veldbusformaat
Modbusformaat
Invangen [33A]
Bij invangen vindt een geleidelijke start plaats van een reeds
roterende motor door de motor bij het actuele toerental in te
vangen en naar het gewenste toerental te regelen. Als bij een
toepassing, zoals bijvoorbeeld een afzuigventilator, de
motoras al roteert door externe omstandigheden, is een
geleidelijke start van de applicatie nodig om overmatige
slijtage te voorkomen. Als invangen=aan, wordt de
daadwerkelijke regeling van de motor uitgesteld vanwege het
detecteren van het actuele toerental en de rotatierichting, die
afhankelijk zijn van motorgrootte, bedrijfsomstandigheden
van de motor voorafgaand aan het invangen, de traagheid
van de toepassing enz. Afhankelijk van de elektrische
tijdsconstante van de motor en de grootte van de motor kan
het maximaal enkele minuten duren voordat de motor
wordt ingevangen.
33A Invangen
Stp
Standaard:
Uit
Niet invangen. Indien de motor al draait, kan
Uit
0
de frequentieregelaar trippen of met een
hoge stroom starten.
CG Drives & Automation,01-5666-03r1
Normaal DC
43109
169/13
4c25
19493
UInt
UInt
Uit
Door het invangen kan een draaiende motor
worden gestart zonder trippen of hoge
inschakelstromen. Als er terugkoppeling van
On
1
een encoder wordt gebruikt, worden zowel het
toerental als de pulssignalen van de encoder
gebruikt om de spinstartfunctie uit te voeren.
Alleen het toerental van de encoder wordt
gebruikt om de draaiende machine te
detecteren, dus geen detectie van draaiende
Encoder 2
motor via de aanloopstroom.
OPMERKING: Alleen actief als de encoder
aanwezig is. Als er geen encoder is, is de
functionaliteit gelijk als bij Uit.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
EtherCAT index (hex)
Profinet IO-index
Veldbusformaat
Modbusformaat
Stop Mode [33B]
Als de frequentieregelaar wordt gestopt, kunnen
verschillende methoden worden gekozen om tot stilstand te
komen. Dit om het stoppen te optimaliseren en onnodige
slijtage te voorkomen. Bij Stop Mode wordt ingesteld hoe de
motor wordt gestopt bij een Stop-commando.
33B Stop Mode
Stp
Standaard:
Decel
De motor decelereert naar 0 rpm volgens
Decel
0
de ingestelde deceleratietijd.
De motor loopt op natuurlijke wijze in
Uitlopen
1
vrijloop naar 0 rpm.
Communicatie-informatie
Modbus-instancenr./DeviceNet-nr.:
Profibus-positie/index
EtherCAT index (hex)
Profinet IO-index
Veldbusformaat
Modbusformaat
43110
169/14
4c26
19494
UInt
UInt
Decel
43111
169/15
4c27
19495
UInt
UInt
Functiebeschrijving
99