D836
(A)
(B)
(D)
D1108
(E)
D1763
14
ONDERHOUD
Pomp
De druk moet stabiel blijven en hetzelfde niveau
hebben als bij de meting tijdens de vorige controle.
De onderdruk moet minder zijn dan 0.45 bar.
Waarden die verschillen van de eerder gemeten
waarden kunnen te wijten zijn aan een ander
brandstofpeil in het reservoir.
Ongewone geluiden mogen tijdens de werking
van de pomp niet evident zijn.
Als de druk niet stabiel is of als de pomp luidruch-
tig werkt, moet de soepele slang losgemaakt wor-
den van de leidingfilter en brandstof moet
aangezogen worden uit een reservoir naast de
brander. Dankzij deze maatregel kan de oorzaak
van de afwijking opgespoord en aan de aanzuig-
leiding of aan de pomp toegekend worden.
Als de pomp de oorzaak is, controleer of de filter
niet vuil is. De vacuümmeter bevindt zich vóór de
filter en geeft bijgevolg niet aan of de filter al dan
niet verstopt is.
Als het probleem daarentegen de aanzuigleiding
betreft, controleer of de filter schoon is en of er
geen lucht de leiding binnendringt.
Filters (A)
Controleer de volgende filterhouders:
• op de leiding 1) • in de pomp 2) • op de verstuiver
3), en maak ze schoon of vervang ze indien nodig.
Als u roest of andere onzuiverheden in de pomp
waarneemt, gebruik dan een afzonderlijke pomp
om water en andere onzuiverheden te verwijderen
die mogelijk op de bodem van het reservoir liggen.
Maak vervolgens de binnenzijden van de pomp
en het oppervlak van de afdichting van de afdek-
plaat schoon.
Ventilator
Controleer of er geen stof in de ventilator of op
de schoepen ervan opgehoopt ligt, want deze
toestand veroorzaakt een reductie in de
luchtstroom en vervuilende verbranding.
Branderkop
Controleer of alle onderdelen van de branderkop
in goede staat zijn, juist geplaatst en zonder on-
zuiverheden zijn, en of er geen vervormingen
veroorzaakt werden door de werking aan hoge
D484
temperaturen.
Verstuivers
Maak de verstuiveropeningen niet schoon; maak
(C)
ze zelfs niet open. De verstuiverfilters daarente-
gen mogen schoongemaakt of vervangen wor-
den, indien nodig.
Het valt aan te raden om de verstuivers elk jaar
tijdens de normale onderhoudswerkzaamheden
of wanneer nodig te vervangen.
De verbranding moet gecontroleerd worden na
de vervanging van de verstuivers.
UV-sensor (B)
Draai, om de UV-sensor 1) weg te nemen, de
schroeven 2) los en maak de steun 3) los.
Vlamkijkvenster (C)
Maak het glas schoon wanneer nodig.
Soepele slangen
D837
Controleer of de soepele slangen nog in goede
staat zijn en of ze niet samengedrukt of op ande-
re wijze vervormd worden.
Brandstoftoevoerleiding van stookolie
Zet de circuitleiding onder druk als de eerdere
controles aangeven dat er ergens in het circuit
lucht binnengaat.
Brandstofreservoir
Zuig ongeveer elke 5 jaren, of wanneer nodig,
water en andere onzuiverheden op de bodem
van het reservoir weg met behulp van een afzon-
derlijke pomp.
Ketel
Maak de ketel volgens de aanwijzingen in de bij-
geleverde richtlijnen schoon zodat hij alle oor-
spronkelijke verbrandingskarakteristieken intact
bewaart, vooral de rookgastemperatuur en de
verbrandingskamerdruk.
Controleer als laatste de staat van het rookgas-
kanaal.
Om de brander te openen (D)
- Schakel de stroom uit.
- Verwijder schroef 1) en trek de kap 2) weg.
- Schroef schroef 3) los.
- Trek deel A naar achter, houd hem iets opge-
tild om de vlamhouder 6) op de monding 7)
niet te beschadigen.
Vervanging van brandstofpomp en/of koppe-
lingen (E)
Volgens afb. (E).