LASERSTRAAL DETECTOR (HANDONTVANGER)
De laserdetector vergroot het meetbereik van de laser. Gebruik de
detector als de laserstraal slecht zichtbaar is, bijv. buiten of bij fel licht.
1. Geluid aan/uit
2. Stroom aan/uit
3. Lijn over de Nul niveau Indicator
4. LED-indicator - Nul niveau
5. Lijn onder de Nul niveau Indicator
6. LCD scherm
7. Detector sensor
8. Achtergrondverlich�ng aan/uit
9. Nauwkeurigheid selec�eknop
10. Nauwkeurigheidspictogram
11. Aan/Uit symbool achtergrondverlich�ng
12. Aan/Uit geluidssymbool
13. Stroomindicator
14. Rich�ngaanwijzer omhoog
15. 0 markering
16. Rich�ngaanwijzer omlaag
GEBRUIK VAN DE LASERDETECTOR
Druk op de Aan/Uit-toets (№2 foto 5) om de detector in te schakelen.
Selecteer de meetmodus (№2 foto 5). Het symbool van de gekozen modus
(№10 foto 5) wordt op het display weergegeven: ±1 mm, ±2,5 mm, ±5 mm.
Selecteer de dempings- of geluidsmodus (№1 foto 5). Het geluidssymbool
wordt op het display weergegeven (№12 foto 5). Draai het detec�evenster
(№7 foto 5) in de rich�ng van de laserstraal en beweeg de detector op en
neer in de rich�ng van de pijl (№14, 16 foto 5) op het LCD-scherm. Laat de
laserdetector zakken (№16 foto 5) als de pijl naar beneden wijst. U hoort
een geluidsalarm. Breng de laserdetector omhoog als de pijl naar boven
wijst (№14 foto ). U hoort een geluidsalarm. De waterpasmarkeringen aan
de zijkanten van de laserdetector zijn waterpas met de laserstraal als de
middenmarkering op het display wordt weergegeven (№15 foto 5). U zult
een con�nu geluidsalarm horen.
ONDERHOUD EN REINIGING
- Bewaren op een schone en droge plaats, tussen 5°F - 131°F (-15°C - 55°C)
- Alvorens het toestel te verplaatsen of te transporteren, dient u ervoor te
zorgen dat het uitgeschakeld is.
- Als het toestel nat is, droog het dan af met een droge doek. Sluit de laser
niet af in de koffertotdat deze volledig droog is.
11
NL