2. Papier plaatsen
Envelopinstellingen via het bedieningspaneel configureren
Als u afdrukt op enveloppen, plaats de enveloppen dan in de handinvoer of lade 1 en volg
onderstaande procedure voor het opgeven van enveloptype en -dikte.
Druk op de [Menu]-knop en selecteer de instellingen met de toetsen [ ] of [ ].
1.
Selecteer [Papierinvoer]
2.
Selecteer [Papierformaat: (ladenaam)]
3.
Selecteer het enveloptype
4.
Selecteer [Papiertype: (ladenaam)]
5.
Selecteer [Envelop]
6.
Druk op [Escape]
7.
Selecteer [Onderhoud]
8.
Selecteer [Algemene instellingen]
9.
Selecteer [Envelopinstelling]
10.
Selecteer de bronlade waarvoor u de papierdikte wilt wijzigen
11.
Selecteer de papierdikte
• Voor meer informatie over de enveloptypes die in elke lade geplaatst kunnen worden, zie Pag. 28
"Specificaties papierformaat" en Pag. 31 "Specificaties papiertype".
• Voor meer informatie over het plaatsen van enveloppen, zie Pag. 43 "Plaatsen van enveloppen".
• Configureer de papierinstellingen op de goede manier met zowel het printerstuurprogramma als
het bedieningspaneel. Voor meer informatie over papierinstellingen met gebruik van de printer
driver, zie "afdrukken op enveloppen" in de bedieningshandleiding.
50
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]