2. Papier plaatsen
Papierinstellingen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u het papierformaat en -type kunt opgeven met het
bedieningspaneel.
• Als [Prioriteit lade-instelling] is ingesteld op [Apparaatinstelling(en)], dan hebben de
papierinstellingen die gedaan zijn op het bedieningspaneel van de printer voorrang op de
instellingen die gedaan zijn in het printerstuurprogramma of via commando's. Voor meer
informatie, zie de Gebruiksaanwijzing.
Een papiersoort specificeren
Wanneer papier wordt geplaatst waarvan het formaat niet automatisch kan worden geselecteerd of
wanneer het in de handinvoerlade wordt geplaatst, geef dan het papierformaat aan met gebruik van
het bedieningspaneel. Voor gegevens over de papierformaten die automatisch kunnen worden
gedetecteerd, zie Pag. 28 "Specificaties papierformaat".
• Om een aangepast papierformaat te gebruiken, moet u het papierformaat opgeven op het
bedieningspaneel en in het printerstuurprogramma.
• De printer kan niet afdrukken op aangepast papierformaat als de applicatie geen aangepaste
papierformaten ondersteunt.
Standaard papierformaat instellen
Druk op de [Menu]-knop en selecteer de instellingen met de toetsen [ ] of [ ].
1.
Selecteer [Papierinvoer]
2.
Selecteer [Papierformaat: (ladenaam)]
3.
Selecteer het formaat van het papier dat in de opgegeven lade ligt
• Voor meer informatie over het beschikbare papierformaat, zie Pag. 28 "Specificaties
papierformaat".
• Om terug te keren naar automatisch detecteren van het papierformaat na het handmatig aangeven
van het papierformaat, selecteert u [Autodetectie] in stap 3.
Papier van afwijkend formaat opgeven
Druk op de [Menu]-knop en selecteer de instellingen met de toetsen [ ] of [ ].
48
Druk op [OK]
Druk op [OK]
Druk op [OK]