U kunt instellen of het scherpstelgebied dat is scherpgesteld moet worden afgebeeld of niet
wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Breed] of [Zone], en [Scherpstelfunctie] is ingesteld
op [Continue AF].
1. MENU →
(Eigen instellingen) → [Cont. AF-geb. weerg] → gewenste instelling.
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
Beeldt het scherpstelgebied dat is scherpgesteld af.
Uit:
Beeldt het scherpstelgebied dat is scherpgesteld niet af.
Opmerking
Wanneer [Scherpstelgebied] is ingesteld op [Midden] of [Flexibel punt], worden de kaders in
het scherpstelgebied dat is scherpgesteld groen, ongeacht de instellingen van [Cont. AF-
geb. weerg].
[65] Hoe te gebruiken
AF met sluiter (stilstaand beeld)
Selecteert of automatisch wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt
ingedrukt. Selecteer [Uit] om de scherpstelling en belichting afzonderlijk in te stellen.
1. MENU →
(Eigen instellingen) → [
Menu-onderdelen
Aan (standaardinstelling):
De automatische scherpstellingsfunctie treedt in werking wanneer u de ontspanknop tot
halverwege indrukt.
Uit:
De automatische scherpstellingsfunctie treedt niet in werking, ondanks dat u de ontspanknop tot
halverwege indrukt.
Hint
Als [
AF met sluiter] is ingesteld op [Uit], kunt u nog steeds de functie [AF aan]
gebruiken.
De opnamefuncties gebruiken
Scherpstellen
AF met sluiter] → gewenste instelling.