4
Geef de instellingen op voor het opslaan van documenten en klik op [OK].
[Datanaam]
Wijs een naam toe om de gegevens die op de SD-card moeten worden opgeslagen, af te drukken.
[Naam invoeren]
[Bestandnaam gebruiken]
[Postbus]
Wijs een naam toe om de gegevens die op de SD-card moeten worden opgeslagen, af te drukken.
Selecteer het nummer van het vak om het document op te slaan. U kunt een naam aan het vak toewijzen
om het makkelijker te herkennen.
5
Geef de afdrukinstellingen op en klik op [OK].
●
Klik op de tabbladen [Algemene instellingen], [Pagina-instelling], [Afwerking], [Papierbron], of [Kwaliteit] om
de afdrukinstellingen op ieder scherm naar behoefte op te geven.
afdrukinstellingen(P. 80)
●
De instellingen die hier worden veranderd, worden samen met het document opgeslagen. Als het document
de volgende keer wordt afgedrukt, wordt het afgedrukt met de opgeslagen instellingen.
Een document afdrukken
Stel handmatig een naam in. Voer maximaal 24 tekens in voor de naam van de
afdrukgegevens. Geef een vriendelijke naam op die gemakkelijk kan worden herkend
op de display van het apparaat.
Een naam wordt automatisch ingesteld op basis van de bestandsnaam van
afdrukgegevens en de informatie van een applicatie die u gebruikt.
Een naam of pincode voor een vak instellen(P. 142)
135
Verschillende