A750-05-886 Issue B
Zorg er bij het afstellen van stopbuspakkingen voor dat de pakkingdrukker van de pomp steeds parallel blijft aan
de pakkingbus. Zo niet, bestaat het gevaar van beschadiging van de pomp.
1. Raadpleeg
Figuur
1, detail A, B of C. Open de aanvoerklep voor afdichtvloeistof (10) en de voedings-/afvoerklep
(1). Wacht tot er vloeistof uit de voedings-/afvoerklep (1) stroomt. De pomp is nu gevoed. Sluit de aanvoerklep
voor afdichtvloeistof (10) en sluit vervolgens de voedings-/afvoerklep (1).
2. Ga na of alle isolatiekleppen (indien gemonteerd) in de procesuitlaatleidingen open staan.
3. Zorg ervoor dat de debietregelklep (6) gesloten is.
4. Start de pomp.
5. Open alle isolatiekleppen (indien gemonteerd) in de procesinlaatleidingen.
U kunt als alternatief ook een samengestelde drukmeter installeren. Houd in dat geval de druk in de gaten en stel de
debietregelkelp voor de afdichtvloeistof (6) af tot de samengestelde drukmeter ongeveer -0,6 tot 0,0 barg aangeeft,
naargelang van de pompinlaatdruk. De optimale instelling is bereikt wanneer de doeldruk wordt bereikt en de pomp
correct werkt, met een minimaal afdichtvloeistofdebiet.
Wanneer uw pomp is uitgerust met asafdichtingen met pakkingbussen, moet de bus worden afgesteld tijdens
de inloopperiode.
Laat de pomp bij de inbedrijfstelling na het opstarten tien minuten draaien tot de lekgraad uit de pakkingbussen
stabiliseert. Draai de moeren van de pakkingbus gelijkmatig een kwartslag aan en herhaal elke tien minuten tot de
lekgraad uit de behuizing van de pakkingbussen stabiliseert op 40-60 druppels per minuut.
Het kan nodig zijn om de moeren van de pakkingbus later verder aan te draaien zodra de pomp normale
bedrijfsomstandigheden heeft bereikt.
4.3
Cavitatie en vloeistofslagen
Laat de pomp nooit werken zonder afdichtvloeistof in de pomp. Doet u dat wel, dan bestaat het gevaar dat de
pomp beschadigd raakt.
Bij cavitatie zal de pomp ongewoon luidruchtig draaien. Cavitatie treedt op wanneer de procesinlaatdruk heel dicht
bij de dampdrukwaarde van de afdichtvloeistof ligt (zie
Werking van de pomp met onvoldoende niet-condenseerbare gasvulling. (Voorbeeld: werking van een pomp
l
die te groot is voor de toepassing, of werking van de pomp terwijl een isolatieklep in de procesinlaatleiding
gesloten is).
Werking van de pomp als er onvoldoende afdichtvloeistof in de pomp aanwezig is.
l
Werking van de pomp als de temperatuur van de aangevoerde afdichtvloeistof te hoog is.
l
De pomp kan echter ook ongewoon luidruchtig werken vanwege vloeistofslagen. We spreken van vloeistofslagen bij
een plotse stijging van de druk of een golf die ontstaat doordat een vloeistof in beweging plots wordt tegengehouden
of in een andere richting wordt gedwongen. Vloeistofslagen komen voor wanneer het debiet van de afdichtvloeistof
naar de pomp te hoog is.
Zie
Figuur
1. Als de in werking zijnde pomp ongewoon veel lawaai maakt, moet u de debietregelklep in de
aanvoerleiding van afdichtvloeistof langzaam dichtdraaien (6).
Als het lawaai van de pomp afneemt, waren vloeistofslagen de oorzaak. In dat geval mag u de pomp weer
l
gewoon starten.
Als de pomp luidruchtig blijft of als het geluidsniveau nog toeneemt, is 'cavitatie' het probleem:
l
Onmiddellijk de pomp stopzetten (raadpleeg
ernstig beschadigd raken.
Pagina 26
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Hoofdstuk
2.6). Mogelijke oorzaken van cavitatie zijn:
Hoofdstuk
4.4). Leg de pomp onmiddellijk stil, zo niet kan ze
© Edwards Limited 2016. Alle rechten voorbehouden.
Edwards en het Edwards logo zijn handelsmerken van Edwards Limited.