● Als Programma AE met speciale effecten
(
blz. 33) is ingeschakeld, zijn bepaalde standen
van Programma AE met speciale effecten niet
actief tijdens het maken van momentopnames. In
dat geval, knippert het pictogram.
● Als u op SNAPSHOT drukt terwijl "DIS" op "ON"
(
blz. 36) staat, wordt de stabilisatiefunctie
uitgeschakeld.
● Ook tijdens het weergeven van beelden zijn alle
momentopnamestanden beschikbaar wanneer
"
COPY" in het menu "OFF" is ingesteld
op VIDEO. (
blz. 40) Het geluid van de sluiter is
echter niet hoorbaar.
● Tijdens het maken van momentopnames is het
mogelijk dat een deel van het beeld in de zoeker
ontbreekt. Er zijn echter geen gevolgen voor het
opgenomen beeld.
● Als een kabel is aangesloten op de S/AV-
aansluiting, is het geluid van de sluiter niet
hoorbaar via de luidspreker, maar wordt het wel
op de band opgenomen.
Motordrivestand
Als u in stap 5 SNAPSHOT ingedrukt houdt, krijgt u
hetzelfde effect als wanneer u foto's zou nemen met
een motordrive. (Interval tussen
stilbeelden: ongeveer 1 seconde)
● De motordrivestand wordt uitgeschakeld wanneer
u "REC SELECT" instelt op "
(
blz. 39)
Flits bij momentopname
FLASH
De flits kan worden gebruikt bij het maken van een
momentopname in de stand Opnamestand-by.
(
blz. 23, 42)
● Als de aan/uit-knop op "A" staat, werkt de flits in
het donker automatisch (
● Als de aan/uit-knop op "M" staat, kunt u de flits
instellen. (
blz. 31, 37)
Als "AUTO C" is geselecteerd...
Het C lampje voor rode-ogen-reductie brandt.
Druk op SNAPSHOT. Er wordt twee keer geflitst. De
eerste flits is voor reductie van de rode reflectie van
het menselijke oog en de tweede flits is voor de
feitelijke opname.
/
".
verschijnt).
OPMERKINGEN:
● Flits niet naar een person die dicht bij staat.
● De flits werkt niet als hij op "OFF" staat, als Night-
Alive (
blz. 42) is geactiveerd, of als als de
batterijspanning laag is.
● De flits werk ook niet als hij op "ON" staat en als
Program AE met speciale effecten is ingesteld op
"SPORTS" of "SNOW".
● Beelden die met flits zijn genomen lijken witter
dat ze in werkelijkheid zijn. Om dit te
compenseren maakt de camcorder bij gebruik van
de flitser het beeld automatisch donkerder. Als u
een onderwerp opneemt dat op een te grote
afstand voor de flitser staat (meer dan ongeveer 2
m), zet de flitser dan "OFF" om te voorkomen dat
het beeld te donker of te getint wordt.
● De kleurtoon verandert afhankelijk van de
achtergrondverlichting, zoals bij fluorescerende of
halogeenlampen.
● Tijdens het opladen van de flitser knippert
werkt de flitser niet. Er kan ruis verschijnen, maar
dit is geen defect en wordt niet opgenomen. Het
kan 10 seconden duren om de flitser op te laden.
Helderheidsinstelling van de flits
Als in het donker een momentopname (blz. 23, 42)
wordt gemaakt, dan flitst de camcorder en wordt de
helderheid automatisch ingesteld. U kunt de
helderheid tijdens flitsen ook met de hand instellen.
Als u vindt dat de gemaakte momentopnamen te
helder of te donker zijn geworden, kunt u dit met de
hand bijstellen.
1
Selecteer "FLASH ADJ." in het MANUAL-menu,
en druk op SELECT/SET.
• De parameter verschijnt.
2
Om de flits sterker te maken, drukt u op +. Om
de flits af te zwakken, drukt u op –.
• Instelbereik: –3 t/m +3.
3
Druk op SELECT/SET. Druk op + of – om
"BRETURN" te selecteren en druk tweemaal op
SELECT/SET om het menuscherm te sluiten.
OPMERKINGEN:
● Als u bij het opnemen van onderwerp of
opnamelocatie verandert, stelt u de flitser weer in
op ±0, zoals aangegeven in stap 2 en maak een
opname om de helderheid van de flitser te
controleren. Stel hem dan in op de door u
gewenste helderheid.
43
NE
en