Voorzorgsmaatregelen voor het rijden
Parkeren
Parkeer op een stevige, horizontale
●
ondergrond.
Als u op een helling of onverhard terrein moet
●
parkeren, parkeer het voertuig dan zodanig dat
dit niet kan wegrollen of omvallen.
Zorg ervoor dat hete onderdelen niet in
●
contact kunnen komen met ontvlambare
materialen.
Raak de motor, geluiddemper, remmen en
●
andere hete onderdelen niet aan voordat ze
zijn afgekoeld.
Om de kans op diefstal te verkleinen, moet u
●
altijd het stuur en de contactschakelaar
vergrendelen (
2
Key meenemen als u uw voertuig achterlaat.
Deactiveer het Honda SMART Key-systeem
indien nodig.
2
Het gebruik van een antidiefstalvoorziening
wordt ook aanbevolen.
Stel ook het antidiefstal-alarm in.
14
BLZ. 39) en de Honda SMART
BLZ. 34
#
Parkeren op de middenstandaard
Zet de motor uit.
1.
Ga voor het neerklappen van de middenbok
2.
aan de linkerkant van het voertuig staan.
Houd de linker stuurgreep en de linkerkant van
de bagagedrager vast.
Duw met uw rechtervoet op het uiteinde van
de middenbok en trek tegelijkertijd omhoog en
naar achteren.
Draai het stuur volledig naar links.
3.
Linker stuurgreep
Middenbok
Linkerkant
van de ba‐
gagedrager