HOOFDSTUK 4
4.3 AAN- EN AFKOPPELEN VAN DE TRAILER AAN/VAN EEN
TREKKER
LET OP
De trailer kan uitsluitend met een landbouwtrekker worden gekoppeld die voorzien is van
een geschikte trailerkoppeling en de vereiste aansluitingen van het rem-, hydraulisch en
elektrisch systeem. Controleer daarbij of de hydraulische olie in beide machines van
dezelfde soort en kwaliteit is.
Het is niet toegestaan om met een trailer te rijden waarvan het rem-, verlichtings- en/of
signaleringssysteem niet correct functioneert.
GEVAAR
Bij het koppelen mogen er zich geen omstanders tussen de trailer en de trekker bevinden.
De trekkerbestuurder moet bij het koppelen van de machine bijzonder voorzichtig blijven
en zich ervan vergewissen dat er geen omstanders in de gevarenzone aanwezig zijn.
Zorg bij het aansluiten van de hydraulische leidingen op de trekker dat de hydraulische
installatie van de trekker en de trailer drukloos zijn.
Zorg bij het koppelen voor voldoende zicht.
Wees bijzonder voorzichtig bij het inklappen van de steunpoot – gevaar voor beknelling
van ledematen.
De trailer kan aan een landbouwtrekker worden gekoppeld als alle (elektrische,
pneumatische, hydraulische) aansluitingen in de de trekker voldoen aan de eisen van de
Fabrikant van de trailer zoals opgegeven in tabel (1.4).
Om de trailer aan een trekker te koppelen, moeten de onderstaande handelingen in de
opgegeven volgorde worden uitgevoerd. De machine moet met de parkeerrem vastgezet zijn.
Aankoppelen
Controleer visueel de technische staat van de trailer.
Rij met de trekker recht voor het disseltrekoog.
Rij met de trekker achteruit en, als de hydraulische steunpoot aanwezig is,
sluit er de slang met de stekker (3) erop aan – de rechte hydraulische
steunpoot, of de uitklapbare hydraulische steunpoot – (afb. 4.2).
4.6
Pronar T286