Gevaren tijdens het
ventileren
Gevaren tijdens
het automatisch
herstarten van
de vacuümpomp
(Autostart)
Gevaren door
restenergie
20999305_NL_VACUU·PURE 10C_V1.8_221122
Gevaren tijdens het ventileren
De vacuümpomp wordt niet vacuümdicht uitgeschakeld. Afhanke‑
lijk van het proces kan tijdens het ventileren een explosief meng‑
sel installaties worden gevormd of er kunnen andere gevaarlijk
situaties ontstaan.
> Installeer een afsluitventiel in de aanvoerleiding, om uw toe‑
passing vacuümdicht van de vacuümpomp te scheiden.
Gevaren door het automatische
opstarten van de vacuümpomp
De vacuümpomp heeft een autostart. Nadat de voedingsspan‑
ning is weggevallen en hersteld, is automatisch de laatst actieve
bedrijfstoestand van de vacuümpomp weer actief, bijv.
na stroomuitval,
na uit‑ en inschakelen van de vacuümpomp,
na het uit het stopcontact trekken en in het stopcontact steken
van de stekker.
een draaiend proces start na het wegvallen en herstellen van de
voedingsspanning automatisch.
> Controleer of deze functie zonder gevaar in combinatie met
de geplande toepassing kan worden gebruikt.
> Controleer of door het automatisch herstarten van het proces
geen gevaar voor personen en installaties ontstaan.
> Tref dienovereenkomstige veiligheidsvoorzieningen (bijv.
afsluitventiel, relaisschakelaars, beveiliging tegen herstarten),
indien een automatische herstart van de vacuümpomp een
gevaarlijke situatie kan veroorzaken.
> De autostart‑functie kan d.m.v. het modbus RTU‑protocol
worden uitgeschakeld, zie de afzonderlijke handleiding voor
de beschrijving van de modbus RTU.
Gevaren door restenergie
Nadat de vacuümpomp uitgeschakeld en van de voedingsspan‑
ning losgekoppeld is, kunnen nog steeds gevaren door restener‑
gie bestaan:
Thermische energie: Motorwarmte, compressiewarmte.
> Laat de vacuümpomp afkoelen, voordat met onderhouds‑
werkzaamheden wordt begonnen.
Veiligheidsaanwijzingen
21