Technische veranderingen voorbehouden
7)
Alarmmeldingen
Het vulpeil van de zaadkast en de zaaiasomdraaiing kunnen gecon-
troleerd worden. Voorwaarde is dat een desbetreffende controle op
de drilmachine beschikbaar is en dat deze aangeschakeld werd (voor
het aanschakelen van de vulpeil- en zaaiasomdraaiiing zie punt 5.1.4
en 5.1.5).
De controles zijn enkel actief wanneer de drilmachine zich in de
werkpositie bevindt (de drilmachine is gedaald en/of de sporenmaker
is gedaald).
De controle is niet actief wanneer de machine zich in de transportpo-
sitie bevindt (drilmachine uitgeheven en/of sporenmaker uitgeheven).
7.1)
Zaaiasalarm
De zaaiascontrole controleert het draaien van de zaaias (voor de
activering van de zaaiascontrole zie punt 5.1.4).
Een sensor ontvangt van een overbrenger op de zaaias impulsen.
Indien binnen 10 sec geen impulsen geregistreerd worden terwijl de
machine zich in de werkpositie bevindt, dan wordt een optisch en
akoestisch alarm gegenereerd.
Akoestisch alarm = intervalsignaal
Optisch alarm = <Err1>
Het alarm kan via één van de groene indicatietoetsen geannuleerd
worden. Na het activeren van de sporenmakers of na het uitheffen
van de machine is het alarm echter opnieuw actief.
Wanneer zich een storing voordoet die niet onmiddellijk gerepareerd
kan worden (bijvoorbeeld een defecte sensor) moet de controle tijdeli-
jk volledig uitgeschakeld worden tot de fout in kwestie verholpen kan
worden (voor het deactiveren van de zaaiascontrole zie punt 5.1.4).
7.2)
Vulpeilalarm
De vulpeilcontrole controleert de hoeveelheid zaaigoed in de zaad-
kast (voor het aanschakelen van de vulpeilcontrole zie punt 5.1.5).
De vulpeilindicatie ontvangt een signaal van een sensor wanneer een
bepaalde resterende hoeveelheid bereikt is. Dan wordt een akoes-
tisch en optisch alarm gegenereerd.
Akoestisch alarm = Intervalsignaal
Optisch alarm = <Err2>
Het alarm kan via één van de groene indicatietoetsen geannuleerd
worden. Na het activeren van de sporenmakers of na het uitheffen
van de machine is het alarm echter opnieuw actief.
Wanneer zich een storing voordoet die niet onmiddellijk gerepareerd
kan worden (bijvoorbeeld een defecte sensor) moet de controle tijdeli-
jk volledig uitgeschakeld worden tot de fout in kwestie verholpen kan
worden (voor het deactiveren van de vulpeilcontrole zie punt 5.1.5).
12
04.2003