Nastellen van de spuitboom
Nastellen van de spuitboom
Nastellen van de spuitboom
Nastellen van de spuitboom
Nastellen van de spuitboom
Gevoeligheid spuitboomdemping
De spuitboomdemping voldoet normaal gesproken in de
meeste omstandigheden en heeft geen verstelling nodig.
De demping houdt de spuitboom evenwijdig aan de grond
en compenseert bij ongelijke grond.
Echter bepaalde omstandigheden of situaties kunnen
vereisen dat de demping langzamer of minder langzaam
reageert. De fijnafstelling kan worden uitgevoerd, zoals
hierna beschreven.
Elektrische dempingsinstelling
Deze is geplaatst op de middensectie van de spuitboom.
Wanneer de smoorklep A helemaal ingeschroefd wordt,
gevolgd door drie omwentelingen terug (fabrieksafstelling)
reageert de spuitboomdemping onmiddellijk en beweegt
de spuitboom onafhankelijk van de aanhanger en de
tractor.
Voor meer demping: smoorklep inschroeven.
Voor minder demping smoorklep uitschroeven.
Geleidingsstangen
Als nog meer verstelling van de demping nodig is kan het
klemstuk B van de twee onderste geleidingsstangen
worden versteld.
58
Onderhoud
A
B
1. Verwijder de vier bouten.
2. Draai het klemstuk B 180° naar het midden.
3. Zet het klemstuk in deze stand vast.
Als nu nog meer verstelling nodig is kan de bovenstaande
procedure worden herhaald voor de twee bovenste
geleidingsstangen.
Uitlijnen van de tussen- en middensecties van de
spuitboom
De buitensecties moeten worden uitgelijnd met de
tussensecties van de spuitboom. Indien nodig de buiten-
secties als volgt verstellen:
1. Haal de druk van de sectiecilinders.
2. Draai de contramoeren A en C los.
3. Draai de bouten B los.
4. Verstel de wantschroef D tot de correcte instelling is
bereikt.
N.B.! De wantschroef D moet iets strakker gesteld
worden dan strikt nodig, zodat de buitenste spuitboom-
sectie goed stabiel staat.
5. Verstel de stopbouten B omhoog tegen de binnen-
sectie.
6. Draai de contramoeren weer vast.
7. Controleer de uitlijning. Indien nodig de hierboven
beschreven afstelling opnieuw uitvoeren.
T069-0007
NL 14 00 06