4. Filters pneumatische remmen (indien
4. Filters pneumatische remmen (indien
4. Filters pneumatische remmen (indien
4. Filters pneumatische remmen (indien
4. Filters pneumatische remmen (indien
gemonteerd)
gemonteerd)
gemonteerd)
gemonteerd)
gemonteerd)
1. Maak de omgeving van het luchtfilter/de
luchtfilters schoon en ontkoppel de
luchtslang van de tractor.
2. Houd een hand onder het filterhuis en
trek klip A er uit. Het filterpatroon wordt
er dan door de veren in het filterhuis uit
gedrukt.
3. Maak het filterpatroon schoon. Gebruik
hiervoor water en een geschikt schoon-
maakmiddel of perslucht.
4. Maak de onderdelen droog en monteer
weer in de aangegeven volgorde. De O-
ring moet licht ingevet worden met
siliconenvet voor montage.
5. Hydraulische remmen
5. Hydraulische remmen
5. Hydraulische remmen
5. Hydraulische remmen
5. Hydraulische remmen
Druk het rempedaal helemaal in en controleer de
remleidingen op beschadigingen of lekkage. Vervang
beschadigde onderdelen.
BELANGRIJK! Als de hydraulische remleidingen
gedemonteerd zijn geweest moet het remcircuit ontlucht
worden:
1. Maak de remslang bij beide remcilinders los.
2. Druk het rempedaal in totdat er olie zonder luchtbellen
uit komt.
3. Draai de remslang weer vast voordat u het rempedaal
loslaat.
6. Hydraulisch circuit
6. Hydraulisch circuit
6. Hydraulisch circuit
6. Hydraulisch circuit
6. Hydraulisch circuit
Controleer het hydraulisch circuit op lekkage en repareer
zo nodig.
7. Expansie
7. Expansiev v v v v a a a a a t (alleen SELF TRA
7. Expansie
t (alleen SELF TRA
t (alleen SELF TRA
t (alleen SELF TRACK
7. Expansie
7. Expansie
t (alleen SELF TRA
Controleer het oliepeil:
1. Haal eerst de druk van het
expansievat via ventiel A.
2. Verwijder peilplug B en
controleer of het oliepeil tot het
peilgat komt. Vul zo nodig bij.
3. Draai de plug weer aan en
breng het vat op druk tot 5 bar.
8. Slangen en leidingen
8. Slangen en leidingen
8. Slangen en leidingen
8. Slangen en leidingen
8. Slangen en leidingen
Controleer alle slangen en leidingen op eventuele
beschadiging en controleer of ze goed
aangekoppeld zijn. Vervang beschadigde slangen of
leidingen.
Onderhoud
9. Nastellen van de spuitboom
9. Nastellen van de spuitboom
9. Nastellen van de spuitboom
9. Nastellen van de spuitboom
9. Nastellen van de spuitboom
Zie volgende pagina's.
CK) ) ) ) )
CK
CK
CK
T219-0005
NL 14 05 02
57