WAARSCHUWING
• VERWIJDER HET PLASTIC VAN DE ZITTING VOOR U HET VOERTUIG GEBRUIKT. DIT NALATEN KAN
BRAND, MATERIËLE SCHADE EN ERNSTIGE OF VERWONDINGEN DE DOOD VEROORZAKEN.
DE GOEDE WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de instructies voor de bestuurder hebt
gelezen en begrepen, maakt u een proefrit. Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van uw nieuwe voertuig. Even-
tuele defecten mogen uitsluitend hersteld worden door uw Club Car-distributeur/dealer of een getrainde monteur.
Alle voertuigen
• Remmen: Verifieer dat ze goed werken. Wanneer het rempedaal met matige kracht volledig wordt ingedrukt,
mag het niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder te slippen tot stilstand
komen. Indien het pedaal dieper dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig slipt of indien het niet bin-
nen de hierboven genoemde afstand stopt, moet u het remsysteem laten controleren en zo nodig laten bij-
stellen. Het remsysteem moet altijd zo afgesteld zijn dat het pedaal beslist niet tot tegen de vloer ingedrukt
kan worden.
• Parkeerrem: De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op hel-
lingen tot maximum 20%). Bij een druk op het gaspedaal of het rempedaal moet de parkeerrem vrijkomen.
• Achteruitzoemer: Wanneer de vooruit-/achteruithendel in R (achteruit) staat, geeft de achteruitzoemer een
waarschuwingssignaal.
• Besturing: Het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Gaspedaal: Wanneer het contactslot op ON (aan) staat en de vooruit-/achteruithendel op F (vooruit), moet
bij het indrukken van het gaspedaal de motor starten en moet het voertuig vlot zijn maximumsnelheid berei-
ken. Bij het loslaten van het pedaal moet het naar zijn oorspronkelijke stand terugkeren, en de motor moet
stoppen. Alle Club Car-voertuigen hebben in R (achteruit) een lagere snelheid.
• Algemeen: Luister of u geen ongewone geluiden zoals geknars of geratel hoort. Controleer het rijgedrag en
de prestaties van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw Club Car-distributeur/dealer of een
getrainde monteur.
BEDIENINGEN EN MERKTEKENS
WAARSCHUWING
• ZORG DAT DE BESTUURDER VERTROUWD IS MET ALLE BEDIENINGEN EN GEBRUIKSPROCEDU-
RES VÓÓR HIJ OF ZIJ HET VOERTUIG GEBRUIKT.
• BRENG GEEN ENKELE WIJZIGING AAN HET VOERTUIG AAN DIE DE STABILITEIT OF DE
WEGLIGGING KAN BEÏNVLOEDEN OF DE MAXIMUMSNELHEID VERHOOGT BOVEN DE
SPECIFICATIES
VAN
VERWONDINGEN OF DE DOOD VEROORZAKEN.
• WANNEER HET VOERTUIG IN BEWEGING IS, MAG U DE VOORUIT-/ACHTERUITHENDEL NIET VER-
PLAATSEN. BRENG HET VOERTUIG ALTIJD VOLLEDIG TOT STILSTAND VOOR U DE HENDEL VER-
PLAATST, OM MATERIËLE SCHADE OF DE VERWONDING VAN NIETSVERMOEDENDE PASSAGIERS
TE VOORKOMEN.
• LAAT HET GASPEDAAL LOS EN DRUK HET REMPEDAAL STEVIG IN TOT HET VOERTUIG STOPT.
OM TE VOORKOMEN DAT HET VOERTUIG ONGEWENST START OF WEGROLT, SCHAKELT U DE
PARKEERREM IN, DRAAIT U HET CONTACTSLOT OP OFF (UIT) EN VERWIJDERT U DE SLEUTEL
VOOR U HET VOERTUIG VERLAAT.
• U MAG HET NOMINALE LAADVERMOGEN VAN HET VOERTUIG NIET OVERSCHRIJDEN.
CONTACTSLOT
Het contactslot bevindt zich rechts van de stuurkolom op het dashboard. (Figuur 3, pagina 14). Het heeft twee
duidelijk gemerkte standen: OFF (uit) en ON (aan).
DE
FABRIKANT.
DIT
Handleiding voor de eigenaar van een Carryall elektrisch voertuig van 2001
KAN
MATERIËLE
SCHADE
Bedieningen en merktekens
EN
ERNSTIGE
13