Hoofdstuk 4
3.
Druk voorzichtig op de printcartridge om deze te ontgrendelen en trek hem naar u toe
uit de houder.
Opmerking
en reinig de printcartridges een voor een. Laat een printcartridge nooit meer dan
30 minuten buiten de HP Printer liggen.
4.
Controleer de contactpunten van de printcartridge op aangekoekte inkt en vuil.
5.
Dompel een schoon schuimrubberen veegstokje of pluisvrij doekje in het
gedistilleerde water en knijp het overtollige vocht eruit.
6.
Houd de printcartridge vast aan de zijkanten.
7.
Reinig alleen de koperkleurige contactpunten. Laat de printcartridges circa tien
minuten drogen.
1 Koperkleurige contactpunten
2 Inktsproeiers (niet schoonmaken)
8.
Houd de printcartridge vast met het HP-logo naar boven en plaats hem terug in de
houder. Duw de cartridge stevig vast totdat deze vastklikt.
9.
Herhaal indien nodig deze procedure voor de andere printcartridge.
10.
Sluit voorzichtig de klep voor de printcartridges en sluit het netsnoer aan op de
achterkant van het apparaat.
26
Met cartridges werken
Haal beide printcartridges niet tegelijkertijd uit de printer. Verwijder