9.2 Weergave van de functies
Na drukken op een willekeurig, in hoofdstuk 9.1 voorgesteld bedieningselement wordt de afstandsbe-
diening ingeschakeld. Hierbij lichten gedurende ca. 1 seconde alle indicatie-elementen op (zie grafiek
hiernaast).
Druk om beide e-motion wielen tegelijkertijd in te schakelen in rijtrap 1 op de toets [23] op de afstands-
bediening.
In het display wordt rijtrap 1, en de laadtoestand van de beide accu-packs getoond.
Aan elk van de e-motion wielen weerklinkt een pieptoon. Eveneens signaleren de LEDs [1] aan de wiel-
naaf de laadtoestand van de betreffende accu-pack.
Als u de toets [23] langer dan 3 seconden ingedrukt houdt, dan activeert resp. deactiveert u de terugrol-
blokkering (zie hoofdstuk 6.3). Opgelet: rijtrap 1 wordt daarbij eveneens mee geactiveerd.
Druk om beide e-motion wielen tegelijkertijd in te schakelen in rijtrap 2 op de toets [22] op de afstands-
bediening.
In het display wordt rijtrap 2, en de laadtoestand van de beide accu-packs getoond.
Aan elk van de e-motion wielen weerklinken twee pieptonen. Eveneens signaleren de LEDs [1] aan de
wielnaaf de laadtoestand van de betreffende accu-pack.
Als u de toets [22] langer dan 3 seconden ingedrukt houdt, dan activeert resp. deactiveert u de terugrol-
blokkering (zie hoofdstuk 6.3). Opgelet: rijtrap 2 wordt daarbij eveneens mee geactiveerd.
25
Druk om beide e-motion wielen tegelijkertijd uit te schakelen op de toets [24] op de afstandsbediening.
In het display wordt een nul, en de laadtoestand van de beide accu-packs getoond.
Aan elk van de e-motion wielen weerklinkt een pieptoon.
Als de beide wielen door de afstandsbediening niet worden herkend (bijvoorbeeld door een slechte radio-
verbinding), dan verschijnt de hiernaast afgebeelde infomelding op het display.