Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Menu 5.1 - Bedrijfsinstellingen; Menu 5.1.4 - Alarmhandelingen - Metro Therm SHK 20-200 Installatie- En Bedieningshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

startgids Handmatige start van de startgids die de eerste
keer wordt gebruikt wanneer de regelmodule wordt gestart.
snelstart Snelstarten van de compressor.
BELANGRIJK
Onjuiste instellingen in de servicemenu's kunnen
schade aan de installatie veroorzaken.

MENU 5.1 - BEDRIJFSINSTELLINGEN

Bedrijfsinstellingen voor de regelmodule kunnen in de sub-
menu's worden doorgevoerd.
MENU 5.1.1 - WARMWATERINSTELLINGEN
BELANGRIJK
De af fabriek ingestelde tapwatertemperaturen
gespecificeerd in de handleiding kunnen afwijken
als gevolg van de richtlijnen die van kracht zijn in
de verschillende landen. Via dit menu kunt u de rel-
evante instellingen voor het systeem controle-ren.
eco
Instelbereik starttemp. eco: 5 – 45 °C
Fabrieksinstelling starttemp. eco: 42 °C
Instelbereik stoptemp. eco: 5 – 45 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. eco: 48 °C
normaal
Instelbereik starttemp. normaal: 5 – 50 °C
Fabrieksinstelling starttemp. normaal: 46 °C
Instelbereik stoptemp. normaal: 5 – 50 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. normaal: 50 °C
luxe
Instelbereik starttemp. luxe: 5 – 60 °C
Fabrieksinstelling starttemp. luxe: 49 °C
Instelbereik stoptemp. luxe: 5 – 60 °C
Fabrieksinstelling stoptemp. luxe: 53 °C
stoptemp. per. verhoging
Instelbereik: 55 – 70 °C
Fabrieksinstelling: 55 °C
stap diff compressors
Instelbereik: 0,5 – 4,0 °C
Fabrieksinstelling: 1,0 °C
laadmethode
Instelbereik: doeltemp., delta temp.
Standaardwaarde: delta temp.
Hier stelt u naast de start- en stoptemperatuur van het
warmtapwater voor de verschillende comfortopties in
menu 2.2 ook de stoptemperatuur voor periodieke ver-
hogingen in menu 2.9.1.
Hier selecteert u de laadmethode voor warmtapwaterge-
bruik. "delta temp." wordt aanbevolen voor boilers met
laadspiraal, "doeltemp." voor boilers met dubbele mantel en
boilers met warmtapwaterspiraal.
SHK 20-200
MENU 5.1.2 - MAX. AANVOERTEMP.
afgiftesysteem
Instelbereik: 5-70 °C
Standaardwaarde: 55 °C
Hier stelt u de maximale aanvoertemperatuur in voor het
klimaatsysteem. Indien de installatie meerdere klimaat-
systemen heeft, kunnen er voor elk systeem afzonderlijke
maximale aanvoertemperaturen worden ingesteld. Klimaat-
systeem 2 - 8 kan niet worden ingesteld op een hogere max-
imale aanvoertemperatuur dan klimaatsysteem 1.
AANDACHT
Voor vloerverwarmingssystemen moet de max.
aanvoertemp. normaliter worden ingesteld tussen
35 en 45 °C.
Vraag de maximumtemperatuur voor uw vloer op
bij uw installateur.
MENU 5.1.3 - MAX. VERSCH. AANVOERTEMP.
max. versch. compressor
Instelbereik: 1 – 25 °C
Standaardwaarde: 10 °C
max. versch. bijverwarming
Instelbereik: 1 – 24 °C
Standaardwaarde: 7 °C
Hier stelt u het maximale toegestane verschil in tussen de
berekende en de huidige aanvoertemperatuur tijdens de
compressor- of de bijverwarmingsmodus. Max. versch. bijver-
warming kan nooit hoger zijn dan max. versch. compressor
max. versch. compressor
Indien de actuele aanvoertemperatuur de berekende
aanvoertemperatuur op basis van de ingestelde waarde
over-stijgt, wordt de waarde in graadminuten ingesteld op
+2. De compressor in de warmtepomp stopt als er alleen
warmt-vraag is voor cv.
max. versch. bijverwarming
Indien "addition" wordt gekozen en geactiveerd in menu 4.2
en de actuele aanvoertemperatuur overstijgt de berekende
temperatuur met de ingestelde waarde, wordt de bijver-
warming stopgezet.

MENU 5.1.4 - ALARMHANDELINGEN

Kies hier hoe de bedieningsmodule u moet waarschuwen
als een alarm op het display wordt getoond. De verschil-
lende alternatieven zijn dat de warmtepomp stopt met het
produceren van warmtapwater en/of de kamertemperatuur
verlaagt.
AANDACHT
Als er geen alarmhandeling is geselecteerd, kan dit
leiden tot een hoger energieverbruik bij een alarm.
79
Hoofdstuk 9 | Controle

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave