5
Montage
5
Montage
De boiler wordt compleet gemonteerd geleverd.
▶ Boiler op schade en volledigheid controleren.
5.1
Opstelling
5.1.1
Eisen aan de opstellingsplaats
OPMERKING: Schade aan de installatie door onvol-
doende draagkracht van het opstellingsoppervlak of
door een niet geschikte ondergrond.
▶ Waarborg dat het opstellingsoppervlak vlak is en vol-
doende draagkracht heeft.
▶ Boiler op de sokkel plaatsen wanneer het gevaar bestaat, dat op de
opstellingsplaats water op de vloer kan verzamelen.
▶ Boiler droog en in vorstvrije binnenruimten opstellen.
▶ Respecteer de minimale ruimtehoogte ( tab. 10, pagina 66) in de
opstellingsruimte. Er zijn geen minimale wandafstanden nodig
( afb. 6, pagina 68).
5.1.2
Warmwaterboiler opstellen
▶ Boiler opstellen en uitlijnen ( afb. 6 tot afb. 8, pagina 68).
▶ Verwijder de beschermkappen.
▶ Teflonband of teflonkoord aanbrengen ( afb. 9, pagina 68).
5.2
Hydraulische aansluiting
WAARSCHUWING: Brandgevaar door soldeer- en las-
werkzaamheden!
▶ Neem bij soldeer- en laswerkzaamheden geschikte
veiligheidsmaatregelen, omdat de warmte-isolatie
brandbaar is. Bijv. warmte-isolatie afdekken.
▶ Boilermantel na de werkzaamheden op schade con-
troleren.
WAARSCHUWING: Gevaar voor de gezondheid door
vervuild water!
Onzorgvuldig uitgevoerde montagewerkzaamheden ver-
vuilen het drinkwater.
▶ Installeer de boiler hygiënisch conform de landspeci-
fieke normen en richtlijnen.
54
5.2.1
Boiler hydraulisch aansluiten
Installatievoorbeeld voor aansluiting aan de drinkwaterzijde ( afb. 10,
pagina 69).
Pos.
Beschrijving
1
Boilervat
2
Be- en ontluchtingsventiel
3
Afsluitklep met aftapklep
4
Overstortventiel
5
Terugslagklep
6
Afsluiter
7
Circulatiepomp
8
Drukregelaar (indien nodig)
9
Controleklep
10
Terugslagventiel
11
Aansluiting voor manometer
AB
Uitgang warm water
EK
Ingang koud water
EZ
Ingang circulatie
Tabel 7 Installatievoorbeeld ( afb. 10, pagina 69)
▶ Installatiemateriaal gebruiken dat tot 160 °C (320 °F) hittebestendig
is.
▶ Er mogen geen open expansievaten worden gebruikt.
▶ Bij drinkwater-verwarmingsinstallaties met kunststof leidingen me-
talen koppelingen gebruiken.
▶ Aftapleiding conform de aansluiting dimensioneren.
▶ Bouw geen bochten in de aftapleiding in, anders kan de installatie
niet goed gespuid worden.
▶ Oplaadleidingen zo kort mogelijk uitvoeren en isoleren.
▶ Bij gebruik van een terugslagklep in de aanvoerleiding naar de koud-
waterinlaat: overstortventiel tussen terugslagklep en koudwaterin-
laat inbouwen.
▶ Wanneer de rustdruk van de installatie hoger is dan 5 bar, een druk-
verminderaar inbouwen.
▶ Alle niet gebruikte aansluitingen afsluiten.
5.2.2
Overstortventiel inbouwen (bouwzijdig)
▶ Bouwzijdig een typebeproefd, voor drinkwater toegelaten, over-
stortventiel (DN 20) in de koudwaterleiding inbouwen ( afb. 10,
pagina 69).
▶ Installatiehandleiding van het overstortventiel respecteren.
▶ De uitblaasleiding van het overstortventiel moet in het tegen bevrie-
zing beschermde gebied via een afwatering uitmonden, waarbij de
plaats vrij moet kunnen worden geobserveerd.
– De uitblaasleiding moet minimaal overeenkomen met de uitlaatdi-
ameter van de veiligheidklep.
– De uitblaasleiding moet minimaal het debiet kunnen afblazen, die
in de koudwaterinlaat mogelijk is ( tab. 4 , pagina 52).
▶ Instructiebord met de volgende tekst op het overstortventiel aan-
brengen "Uitblaasleiding niet afsluiten. Tijdens het verwarmen kan
bedrijfsmatig water ontsnappen."
Wanneer de rustdruk van de installatie hoger wordt dan 80 % van de aan-
spreekdruk van het overstortventiel:
▶ Drukverminderaar voorschakelen ( afb. 10, pagina 69).
S120.5 – 6 720 819 399 (2018/08)