df
À
1
II
rt
tor
en waarbij
de
bedieningspen
in
stand 1 (zie afb. 34)
moet
worden
gezet,
door
de
pen in
te
drukken en een kwart slag
te
draaien; dit
ter
voorkoming
dat
fuchtdruk
in
de kolf
zou komen,
waardoor spiritus via de
vulopening
kan
ont-
snappen.
Tijdens perioden dat
de
temperatuur
beneden
+
5
oC
daalt, dient
de
beveiliger
in-werking te worden gesteld
door de
bedieningspen een kwart slag
te
draaien
waarna de pen door veerdruk in stand
2
komt
(zie afb.
34).
Bij temperaturen bo-
ven
+
5
oC moet
de
bedieningspen
weer worden
ingedrukt
en een kwart
slag
worden gedraaid.
De
vorstbeveiliger is dan
buiten
werking
gesteld.
Al
naar
gelang
van het gebruik dient
de
hoeveelheid aanwezige
spiritus
eén
keer per dag
of
per
week
te
worden gecontroleerd.
STUURINRICHTING
De
wagen kan
zijn
uitgerust met een mechanisch
stuur
of
met
een
hydraulisch
bekrachtigd stuur. Het olieniveau in het huis van het mechanisch stuur dient
al-
leen periodiek
te
worden gecontroleerd
en
eventueel
op
peil
te
worden
ge-
bracht.
Bij
het hydraulisch bekrachtigd stuur dient
de
hydraulische vloeistof te-
vens als
smeermiddel
voor
het stuurhuis.
Bij dit
type stuur dient onderscheid
te
worden
gemaakt
tussen
otievulling (voor
de eerste
maal) en oliebijvulling.
Olievulling
Crick eerst de vooras op, zodat
beide wielen
vrii
van de grond staan.
Het vul-
len
van het stuurhuis en de stuurpomp geschiedt
door
de
vulopening
(1 afb.
35)
in het
voorraadtankje, hetwelk zich rechts van de motor
bevindt.
Bij de eerste
vulling
of bij
olie verversen moet dit
tankje
eerst
tot
boven aan
de
rand
met
olie worden
gevuld
(hierbij verdient het aanbeveling
de
deksel van
het
voorraadtankje, door losdraaien van de vleugelmoer
(2
atb.
35),
te
verwijderen).
Daarna moet
de
motor worden gestart;
het toerental
mag
niet
boven
statio-
nair
uitgaan.
Het
olieniveau
in
het voorraadtankje
zal
nu zakken
en
daarom
moet
er olie
worden bijgevuld
opdat het
voorraadtankje niet
door
de
pomp
wordt leeggezogen.
Daalt
het olieniveau niet verder
dan
kan
met
de
ontluchting
worden bègonnèn. Hiertoe moet het stuurwiel meerdere
malen
van aanslag tot
aanslag heen
en weer worden
gedraaid,
opdat
de in
het
systeem
aanwezige
lucht
via
het
voorraadtankje kan ontwijken. Er moet zo
lang
worden bijgevuld
tot
het olieniveau
bij
draaiende motor en ontlucht systeem niet meer onder
de
bo-
Afb. 35
Voorraadtankie
van
hy-
draulisch bekrachtigd stuur
Afb.
36 Olie-aftapplug
van
hydraulisch bekrachtigd stuur
31
&