Configuratie instrument
Gebruikersgedefinieerde
Fig. 5.7
stroomuitgangskarakteristiek
30
5.4
usgängeStroomuitgangen
In de functiegroep STROOMUITGANG worden de afzonderlijke uitgangen geconfigureerd. Er
kan een lineaire (O3 (1)) of in combinatie met het Plus-pakket (uitvoering DS resp. WS) een
door de gebruiker zelf gedefinieerde stroomuitgangskarakteristiek worden ingevoerd
(O3 (3)). Bovendien kan voor de controle van de stroomuitgangen een stroomuitgangswaarde
worden gesimuleerd (O3 (2)).
Opmerking!
Bij de omschakeling lin/sim/Tab
wordt de stroomuitgangsinstelling
naar de defaultwaarde teruggezet.
Voorbeeld voor een gebruikersgedefinieerde stroomuitgangstabel.
Tussen twee tabelwaardeparen moet de afstand ∆ signaal per mA groter zijn dan:
Zuurstofgehalte
[mg/l]
2
1
0
4
8
12
Vul eerst de gewenste stroomuitgangsconfiguratie in de volgende blanco tabel in. Bereken de
resulterende signaalafstand per mA, om de benodigde min. steilheid te verkrijgen. Voer daarna
de waarde in het instrument in.
Stroomuitgang 1
Zuurstof
Waarde-
[mg/l; %
paar
verz; hPa]
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Zuurstof
Temperatuur
16
20
Stroom [mA]
B214C52.CDR
Afstand
Stroom
Temperatuur
[mA]
[°C; °F]
pro mA
Liquisys M COM 223 / 253
Min. afstand per
Meetbereik
0...20 mg/l
0,13 mg/l
0...60 mg/l
0,38 mg/l
0...200 %SAT
1,30
0...600 %SAT
3,80
0...400 hPa
2,50 hPa
0...1200 hPa
7,50 hPa
–10...60 °C
0,45
Stroomuitgang 2
Stroom
Afstand
[mA]
per mA
Endress+Hauser
mA
% SAT
% SAT
°C