Bij het aan- en afkoppelen van machines aan of van de tractor is bijzondere voorzichtigheid geboden!
Breng bij het aanbouwen en afbouwen de steuninrichtingen in de juiste stand! (standvastigheid)
Breng gewichten altijd conform de voorschriften aan op de daarvoor bedoelde bevestigingspunten!
Houd toegestane asbelasting, totaalgewicht en transportafmetingen aan!
Transportuitrusting
beschermingsinrichtingen controleren en monteren!
Verlaat nooit de cabine tijdens het rijden!
Rijgedrag, stuur- en remgedrag worden door aangebouwde of aangekoppelde machines en
ballastgewichten beïnvloed. Let daarom op voldoende stuur- en rembekrachtiging!
Houd bij het rijden door een bocht rekening met het uitzwenken en/of de massatraagheid van de
machine (let op sleepcurve)!
Neem de machine alleen in bedrijf, wanneer alle veiligheidsinrichtingen zijn aangebracht en in de
beveiligingsstand staan!
Verblijven in de werkzone is verboden!
Kom niet in het draai- en zwenkbereik van de machine!
Hydraulische klapramen mogen alleen worden bediend, wanneer er geen personen binnen het
zwenkbereik aanwezig zijn.
Op extern bediende delen (bijv. hydraulisch) zijn beknellings- en letselplaatsen aanwezig!
Let bij apparaten met handmatig uitklappen altijd op een goede standvastigheid letten!
Bij snel gereden machines met grondaangedreven werktuigen: gevaar na het uittillen door nalopende
massatraagheid! Pas benaderen, wanneer deze geheel stil staan!
Voor het verlaten van de tractor de machine op de grond plaatsen, de motor uitschakelen en de
contactsleutel uitnemen!
Tussen de tractor en de machine mag niemand zich ophouden, zonder dat het voertuig tegen
wegrollen is beveiligd door het aantrekken van de parkeerrem en/of het plaatsen van een wielblok!
Ingeklapte bomen en hefinrichtingen in de transportstand borgen!
Packer-vangarmen voor het wegtransport inzwenken en borgen!
Markeurs in de transportstand vergrendelen!
Voor de controle van de procedure moet er vrij zicht bestaan op de opgebouwde eg en de gevaarlijke
bewegingszone.
In overeenstemming met de onderhoudshandleiding (zie punt 0) wordt een reiniging aanbevolen.
Daarbij moet de onderhoudshandleiding gevolgd en de geschikte veiligheidsuitrusting gebruikt
worden.
Onder de machine mag niet worden gewerkt – met name in opgeheven toestand.
Deze machines moeten door de exploitant regelmatig (voor ieder gebruik) worden gecontroleerd op
breuken en scheuren, schuurplekken, lekken, losse schroeven en schroefverbindingen, trillingen,
opvallende geluiden en correcte werking.
Gebruik een veiligheidsbril en gehoorbescherming.
Bij de montage moet de gebruiker controleren of de tractor aan de in de handleiding gestelde eisen
voldoet m.b.t. vermogen, asbelastingen en gewichtsverdeling plus de correcte montage van de
aansluitingen zoals beschreven in de handleiding.
De aansluitingen op de tractorhydraulica moeten bij de montage van de machine correct en schoon
worden verbonden door de gebruiker.
Er moet op worden gelet dat de hydraulische koppelingen niet vervuild zijn.
De rijsnelheid van de tractor moet bij de uitvoering van het werk in overeenstemming met de
handleiding tussen 1 en 12 km/h liggen.
Gebruik bij reparatie- of onderhoudswerkzaamheden indien nodig extra verlichting (bijv. zaklamp).
Bij beweging van machinedelen (bijv. bij klap- of voorspanprocedure) moet erop worden gelet dat zich
niemand in de gevarenzone van de machine ophoudt: er bestaat beknellingsgevaar.
Bij het passeren van lage of smalle hindernissen (bijv. stroomleidingen, tunnels enz.) moet op de
hoogte en de breedte van de machine worden gelet om botsingen te voorkomen.
Bij verlies of breuk van machinedelen moeten deze direct door opgeleid vakpersoneel worden
vervangen door originele onderdelen.
–
zoals
bijv.
verlichting,
waarschuwingsinrichtingen
en
evt.
9