kinderen, tijdens het lassen uit de buurt.
•
Houd schadelijke boogstralen afgeschermd van het zicht van anderen.
•
Monteer de lasser op een veilige bank of kar die de lasser veilig houdt en
voorkomt dat hij omvalt of valt.
De conditie van uw apparaat
•
Controleer de aardkabel, het netsnoer en de laskabel om er zeker van te
zijn dat de isolatie niet is beschadigd. Vervang of repareer beschadigde
componenten altijd voordat u het lasapparaat gebruikt.
•
Controleer voor gebruik of alle componenten schoon en in goede staat
zijn.
Gebruik van uw apparaat
•
Gebruik het lasapparaat niet als de uitgangskabel, elektrode, toorts,
draad of draadaanvoersysteem nat is. Vermijd te allen tijde contact met
vocht/water
•
De componenten en het lasapparaat moeten volledig droog zijn voordat
u ze gaat gebruiken.
•
Volg de instructies in deze handleiding.
•
Houd het apparaat in de uit-positie wanneer deze niet in gebruik is.
•
Verbind de aardkabel zo dicht mogelijk bij het te lassen gebied om een
goede aarding te garanderen.
•
Laat geen lichaamsdelen in contact komen met de lasdraad als u in con-
tact bent met het materiaal dat wordt gelast, geaard of met een andere
lasmachine.
•
Las niet als u zich in een ongemakkelijke positie bevindt. Houd tijdens
het lassen altijd een veilige houding om ongelukken te voorkomen.
Draag een veiligheidsharnas als u bovengronds werkt.
•
Leg geen kabels over of rond uw lichaam.
•
Draag tijdens het lassen een helm met volledige dekking (zie ANSI Z87.1
veiligheidsnorm) en een veiligheidsbril.
•
Draag geschikte handschoenen en beschermende kleding om te voorko-
men dat uw huid wordt blootgesteld aan hete metalen, UV- en IR-stralen.
•
Gebruik uw lasser niet te veel of te heet. Zorg voor een goede koeltijd tus-
sen de werkcycli.
•
Houd handen en vingers uit de buurt van bewegende delen en blijf weg
van de aandrijfrollen.
•
Richt de fakkel niet op een lichaamsdeel van uzelf of iemand anders.
•
Gebruik het apparaat altijd in de nominale werkcyclus om overmatige
hitte en storingen te voorkomen.
NLD
4