eer de machine weer te gebruiken.
4.1 Onderhoud van de snij-inrichting
Iedere ingreep aan de snij-inrichting moet door een gespe-
cialiseerd centrum uitgevoerd worden, dat over het meest
geschikte gereedschap beschikt.
Voor deze machine is het gebruik van een snij-inrichting
voorzien met de code die aangegeven is in de tabel op
pagina vi.
Gezien de ontwikkeling van het product, kan de boven ver-
melde snij-inrichtingen in de loop van de tijd vervangen
worden door een andere, met soortgelijke eigenschap-
pen voor wat betreft verwisselbaarheid en functionele vei-
ligheid.
4.2 Regeling van de aandrijving
• Model 474:
V oor de modellen met aandrijving, moet men de be-
scherming (1) 1 of 2 keer per jaar verwijderen door de
schroeven (2) los te draaien; met een borstel of perslucht
wordt vervolgens overgegaan tot een grondige reiniging,
waarbij sporen van gras of vuil uit de zone rond de aan-
drijving en de riem verwijderd worden. Hermonteer altijd
de bescherming (1).
• Model 504:
V oor de modellen met aandrijving, moet men de bescher-
ming (1) 1 of 2 keer per jaar verwijderen door de schroe-
ven (2) los te draaien en de haken (3) los te maken; met
een borstel of perslucht wordt vervolgens overgegaan tot
een grondige reiniging, waarbij sporen van gras of vuil uit
de zone rond de aandrijving en de riem verwijderd wor-
den. Hermonteer altijd de bescherming (1).
4.3 Herladen van de batterij (indien voorzien)
• Modellen met elektrisch start met toets
V oor de aanwijzingen met betrekking op de autonomie,
de herlading, de stalling en het onderhoud van de accu,
dient men de aanwijzingen in de handleiding van de mo-
tor in acht te nemen.
4.4 Regeling van de kabel van de regelaar
(indien voorzien)
Deze regeling moet uitgevoerd worden wanneer de hendel
(1) niet in de stand «
», blijft.
Met de hendel (1) in stand «
de kabel in de richting aangegeven door het pijltje, net
zoveel totdat de hendel in de stand blijft staat.
BELANGRIJK De regeling moet uitgevoerd worden wan-
neer de motor uitgeschakeld is.
5. STALLING
Wanneer de machine gestald moet worden:
1.
start de motor in de openlucht en laat deze draaien tot
hij afslaat, zodat alle in de carburator achtergebleven
brandstof is verbruikt;
2.
controleer de goede staat van de machine;
3.
Berg de machine op:
• in een droge omgeving;
• beschermd tegen slechte weersomstandigheden;
• buiten bereik van kinderen;
• na zich ervan verzekerd te hebben de sleutels
of werktuigen die voor het onderhoud gebruikt
werden, verwijderd te hebben.
», draai het register (2) van
6. STORINGEN
Oorsprong van het
probleem
1. De bezinegrasmaaier werkt niet
Er is geen olie of benzine
in de motor
De bougie en de filter zijn
niet in goede staat
De benzine werd niet uit de
grasmaaier gehaald aan
het einde van het vorige
seizoen
2. Het maaien verloopt moeizaam
De snij-inrichting is niet in
goede staat
3. De machine begint op abnormale wijze begint te
Beschadiging of
losgekomen delen
In geval van eender welke twijfel of probleem, raadpleeg de
meest nabije Klantendienst of uw Verkoper.
NL - 6
Wat te doen bij ...
Oplossing
Controleer het oliepeil en
het benzinepeil
Reinig de bougie en de
filter die mogelijk vervuild
zijn of vervang ze
De drijver is mogelijk
geblokkeerd; kantel de
grasmaaier naar de kant
van de carburator
De snij-inrichting bijslijpen
of vervangen.
trillen
Schakel de motor uit en
koppel de kabel van de
bougie los
Controleer eventuele
beschadigingen;
Controleer of er delen
losgekomen zijn en schroef
ze weer vast.
Voer de controles,
vervangingen of
herstellingen uit bij een
Gespecialiseerd Centrum