1 Inleiding
Het systeem ILS-2 is een aspiratiemelder die gebruik maakt van een netwerk van monsterbuizen om de lucht
naar twee puntmelders met hoge gevoeligheid te voeren die in de behuizing van de melder zelf zijn aangebracht.
Dankzij het gebruik van een buizennet is het mogelijk een groter gebied te beveiligen dan met traditionele
puntmelders.
Er kunnen maximaal drie alarmniveaus worden geprogrammeerd afhankelijk van de specifieke toepassing.
Een aanzuigventilator met een hoge efficiëntie en een systeem van stroomsensoren garanderen een correcte
luchtstroom.
De hoeveelheid aangezogen lucht wordt weergegeven op een grafische balk met 10 leds die ook de
drempelwaarden aangeven voor een te lage of te hoge luchtstroom.
De configuratie van de parameters kan in zijn geheel worden uitgevoerd via de knoppen op de sensor.
ILS-2 is een autonoom apparaat dat storingen en alarmen kan signaleren via relais met potentiaalvrije contacten.
Dergelijke contacten kunnen worden weergegeven door een brandmeldcentrale.
Belangrijke informatie: Aspiratierookmelders die vanaf juni 2009 op EU-grondgebied worden geïnstalleerd,
moeten voldoen aan de Europese Richtlijn Bouwproducten (89/106/EEG) en aan de Europese norm EN54-20.
Dit apparaat is getest en gecertificeerd om de algemene conformiteit te garanderen aan de bovengenoemde
richtlijn en normen. Het opvolgen van de instructies in deze producthandleiding is echter noodzakelijk om te
garanderen dat de installatie in alle opzichten voldoet aan deze vereisten.
2 Installatie van de melder
Opmerking: dit apparaat moet door gekwalificeerd personeel worden geïnstalleerd in overeenkomst met de
lokale en nationale regelgeving.
Verwijder de transparante kap met behulp van de meegeleverde sleutels en draai de bevestigingsschroeven
los. Gebruik het meegeleverde sjabloon om de montagegaten zorgvuldig te positioneren en bevestig de
eenheid aan een oppervlak (wand of plafond) door middel van de 4 loodrecht aangebrachte punten.
Zorg ervoor dat de pluggen en bevestigingsschroeven compatibel zijn met het betreffende oppervlak.
3 Aansluiting klemmenblok
Voor de correcte werking van het systeem is het noodzakelijk dat de behuizing hermetisch is afgesloten, zodanig
dat de lucht door de monsterbuizen wordt aangezogen. Om deze reden lopen alle kabels door de betreffende
uitsparingen en mag er geen enkel ander gat worden aangebracht. Om de kabel door de betreffende ingang te
voeren moet er een klein gat worden gemaakt (met de punt van een schroevendraaier) in het midden van het
membraan waarna de kabel in de eenheid moet worden geduwd. Door het gat in het membraan kunnen kabels
met een diameter van 4 tot 10 mm worden gevoerd, waardoor de behuizing luchtdicht blijft.
Om toegang te krijgen tot het klemmenblok en voor het aansluiten van de kabels, moet de plaat met display
worden verwijderd van de behuizing van de melder die wordt afgesloten door de transparante kap aan de
bovenkant. Let op bij het verwijderen van de kaart en zorg ervoor dat de onderliggende bandkabel niet strak komt
te staan. De bandkabel moet van de connector aan de onderkant van de kaart worden verwijderd zodat deze
volledig kan worden verwijderd (zie figuur 2 en 3).
Om elektrocutie of mogelijke schade door het draaien van de ventilator te voorkomen,
moet de voeding worden afgesloten alvorens de afdekking te verwijderen.
Alle netwerkaansluitingen met het moederbord worden uitgevoerd met kabelklemmen tot 2,5 mm
2
.
4