8 Onderhoud
Tijdens de normale werking kan het filter verontreinigd raken door stof dat in de aangezogen lucht aanwezig
is. Het is raadzaam om elke 6 maanden (vaker in geval van zeer vuile omgevingen) het filter (code 02-FL53)
te vervangen en de melder te reinigen.
Opmerking: Het onderhoud moet worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel. Voor aanvang van het
onderhoud moeten de bevoegde autoriteiten op de hoogte worden gesteld en moet de eenheid worden
geïsoleerd (uitgeschakeld) zodat er geen alarmstatussen worden gesignaleerd aan de
brandmeldcentrale.
Neem de getoonde punten in acht voor de controle van het systeem:
1.
Verwijder de transparante kap met behulp van geschikt gereedschap.
2.
Sluit de eenheid af van de voedingsbron.
3.
Verwijder het filterelement uit de buisinlaat (het is raadzaam een lang pincet te gebruiken)
4.
Breng het nieuwe filter aan en zorg dat deze bij het plaatsen niet wordt ingedrukt. Plaats het filter zodanig
in de buis dat het bovenvlak van het filter op één lijn is met de buis.
5.
Verwijder de puntmelder(s) van de montagesokkel door ze naar links te draaien.
6.
Verwijder de kunststof kap van de puntmelder door de 4 bevestigingslipjes met een schroevendraaier
met een platte kop open te wippen.
7.
Zuig de binnenzijde van de puntmelder voorzichtig schoon. Als het aanwezige vuil niet verdwijnt, ga dan
verder met punt 8 of ga direct naar punt 12.
8.
Verwijder het insectwerende gaas en de optische detectiekamer door ze uit hun zittingen te trekken.
9.
Reinig de optische kamer door te zuigen of lucht in te blazen om de vuil- en stofdeeltjes te verwijderen.
10. Plaats de optische detectiekamer terug en lijn de pijltjes van het hoge gedeelte uit met de pijltjes op het
elektronisch circuit.
11.
Om het insectwerende gaas weer aan te brengen, moet het over de gleuven boven de optische detectiekamer
worden geplaatst en worden gedraaid totdat het in zijn zitting valt.
12.
Plaats de kunststof kap terug en gebruik hiervoor als referentie de uitsparingen voor de statusleds.
13.
Installeer de melder op zijn montagesokkel en zorg ervoor dat hij DEZELFDE POSITIE inneemt als
daarvoor (adres 1 in positie 1)
14.
Sluit de kunststof kap, schakel de voeding in en start de kalibratieprocedure voor de luchtstroom
15.
Herstel de activeringsstatus van de relais.
18