6.2 Gebruikersfuncties
Afbeelding 6-1: Programmeringsknoppen
Druk tegelijkertijd op de knoppen SELECT en CHANGE en houd ze ingedrukt totdat de initialisatietoon klinkt.
Druk op de knop SELECT en laat hem los om door de verschillende configuratiestappen te navigeren.
Druk op de knop CHANGE en laat hem los om de huidige parameter te wijzigen.
De overeenkomstige led zal continu knipperen en de actieve functie in die stap aangeven.
Om de parameters te wijzigen moet u inloggen met de code 510.
Voer 510 in als driecijferige toegangscode. De cijfers moeten één voor één worden geselecteerd; druk
bijvoorbeeld zes maal op de toets CHANGE om de leds van het cijfer 5 op het display op te lichten en druk daarna
op SELECT enzovoorts (de led CODE knippert tijdens de handeling, de led UNLOCK (ontgrendeld) zal gaan
branden bij het invoeren van de juiste code).
Telkens wanneer er op de toets CHANGE wordt gedrukt, zal de led-indicator zich een positie naar rechts
verplaatsen.
In de volgende tabel bevindt zich een lijst met de handelingen in chronologische volgorde die moeten worden
uitgevoerd om het aspiratierookmeldsysteem correct op te starten.
Let op dat:
Door op de knop SELECT te drukken scrollt u door de verschillende functies en met de knop CHANGE worden de
aangebrachte wijzigingen bevestigd.
Door op de knop CHANGE te drukken, worden de functiewaarden gewijzigd.
In de volgende tabel wordt de lijst getoond met de beschikbare functies.
12