3.5 BRANDSTOF BIJVULLEN
De brander mag NIET in warme of brandende toestand en NIET via de bran-
dergoot worden gevuld! LEVENSGEVAAR!
Minimale wachttijd tussen doven en opnieuw vullen van de brander = 1 uur!
Laat ook zo lang de evt. nog hete veiligheidsruiten op het toestel zitten!
Verbrandingsgevaar!
De branders zijn ervoor bestemd om tot aan het einde van de brandstof te
branden. Wanneer u slechts gedurende een korte periode van het vlam-
menbeeld wilt genieten, vul dan dienovereenkomstig minder brandstof bij.
Sluit de brander door middel van de stalen afdekplaat met behulp van de
grijpstaaf wanneer u hem vroegtijdig buiten gebruik wil stellen.
Ga als volgt te werk voor het bijvullen:
1. Zorg voor voldoende luchttoevoer. (zie 2.7)
2. Controleer of de brander is gedoofd, volledig is afgekoeld (minimale
wachttijd na het doven = 1 uur).
3. Voor het vullen met brandstof blijft de brander in de behuizing. Verwijder
hiervoor de veiligheidsruiten en open vervolgens het behuizingdeksel.
4. Controleer de inhoud van de tank.
5. Verifieer of de stalen afdekplaat op de brander ligt en de brandermat
afdekt.
6. Open de vulschroef met behulp van de sleutel.
7. Steek de trechter in de vulopening en vul met maximaal 2,6 liter
bio-ethanol.
8. Het vulpeiloog geeft het maximaal toegelaten vulpeil weer. Het maximale
vulpeil is bereikt, wanneer er bio-ethanol door de gleuven (zie pijl) in de
reflectorwelving loopt.
Als u dan toch een keer teveel brandstof vult, zodat de brander overloopt,
wordt de ethanol in het veiligheidsreservoir verzameld. Maak dit onmiddel-
lijk leeg en voor het aansteken van de brander. Reinig het oppervlak van de
brander, totdat deze droog is en volledig vrij is van ethanol.
Volg voor het aansteken van de brander de onder punt 3.4.1 beschreven
stappen 9-16!
NL 18