Legenda
1
Compressor
2
Persventiel
3
Condensor
4
Apparaat afsluiten
5
Vloeistofindicator
6
Expansieklep
7
Verdamper
8
Zuigklep
9
Apparaat afsluiten
10
Magneetklep
11
Afsluitklep
12
Straalpomp
13
Afsluitklep
14
Filter
15
Afsluitklep
16
Toegangsfitting klep
17
Wisselaar
18
Drukaflaatklep 16,0 bar
ID
BESCHRIJVING
PT
Drukomvormer
PZH
Hogedrukschakelaar
TZAH
Thermistor elektrische motor
PSAL
Lagedrukschakelaar (controller functie)
TT
Temperatuursensor
4.3.5
Vulling koelmiddel
De EWWD/EWWH/EWWS VZ-eenheden zijn ontworpen om te functioneren met het koelmiddel
R134a/R1234ze(E)/R513A; er mag derhalve GEEN ANDER koelmiddel worden gebruikt.
Zorg altijd voor de juiste waterstroom in de verdamper en de condensator om het bevriezen van
pijpen te voorkomen als u gas van het koelmiddel toevoegt of weghaalt.
Schade als gevolg van bevriezen maakt de garantie ongeldig.
Het verwijderen van koelmiddel en afvoeroperaties moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerde technici met
behulp van het juiste gereedschap voor de eenheid. Verkeerd onderhoud kan leiden tot ongecontroleerd verlies van
druk en vloeistof. U mag ook het milieu niet vervuilen met koelmiddel en smeerolie. Gebruik altijd het juiste
afvalverwerkingssysteem.
Alle eenheden worden verzonden met een volle lading aan koelmiddel. Als de eenheid opnieuw moet worden gevuld,
dan moet u deze aanbevelingen in acht nemen. De optimale lading is die lading die het mogelijk maakt dat de
eenheid werkt met een juiste stroom van koelmiddel ongeacht de omstandigheden.
4.3.5.1
Controleer de lading van het koelmiddel.
U moet het volgende controleren om erachter te komen of de eenheid werkt met de juiste lading aan koelmiddel:
1.
Laat de machine in de maximale laadcondities werken.
2.
Controleer of de wateruitlaattemperatuur van de verdamper tussen de 6 en 8°C ligt.
3.
Controleer of de waterinlaattemperatuur van de condensator tussen 25 en 32°C graden ligt.
4.
Controleer of onder de bovenstaande condities de:
a)
Levering oververhitting is tussen de 8°C (voor R134a) /5°C (voorR1234ze) en 15°C.
b)
De onderkoeling ligt tussen 4 en 6°C. Het kijkglas vloeistof mag niet knipperen.
c)
Het temperatuurverschil tussen het uitlaatwater en de verdamping ligt tussen de 0,5 en 4°C.
d)
Het verschil tussen de condensatietemperatuur en de wateruitlaattemperatuur van de
condensator ligt tussen de 1 en 3° C.
5.
Controleer of de indicator op de vloeistofbuis vol is.
Als een van de parameters de aangegeven limieten overschrijdt, dan moet er waarschijnlijk koelmiddel worden
bijgevuld.
D-EIMWC003H02-18_05NL - 36/46
19
Drukaflaatklep 22,0 bar
20
Toegang fitting
T1
Compressor-Persventiel
T2
Persventiel-condensor
T3
Condensor-expansieklep
T4
Expansieklep-verdamper
T5
Verdamper-Zuigklep
T6
Zuigklep-compressor
T7
Apparaat afsluiten-filter
T8
Filter-magneetklep
T9
Magneetklep-compressor
T10
Thermoplastische leiding
T11
Apparaat afsluiten-filter
T13
Filter-straalpomp
T14
Compressor straalpomp
T15
Afsluitklep-magneetklep
T16
Magneetklep-compressor