°C
Bar
-14
0,93
-12
1,08
-10
1,25
-8
1,42
-6
1,61
-4
1,80
-2
2,01
0
2,23
2
2,46
4
2,70
6
2,96
8
3,22
10
3,51
4.3 Routineonderhoud
4.3.1
Controleer de prestaties van de condensator.
Het is belangrijk om regelmatig de interne zuiverheid van de koperen buizen te controleren om verminderde
prestaties te voorkomen. Deze controle kan gebeuren door te controleren dat het verschil tussen de
condensatietemperatuur en de wateruitlaattemperatuur van de condensator op de microprocessor niet meer dan 3 -
5°C bedraagt (3°C versie XS en 5°C versie SS). Voer de speciale schoonmaakprocedure uit als er afwijkingen van
deze waarde plaatsvinden.
4.3.2
Elektronische expansieklep
De eenheden zijn uitgerust met één of twee elektronische expansiekleppen volgens het aantal op de machine
geïnstalleerde compressors. De kleppen worden beheerd en gestuurd door de elektronische hoofdcontroller die de
stroom van het gas van het koelmiddel richting de verdamper optimaliseert al naargelang de werkcondities van de
machine. De regellogica van de klep voorkomt in combinatie met de laadregelaar van de compressor dat de machine
haar toegestane werkgrenzen gaat overschrijden. Gewoonlijk hoeft er geen onderhoud aan dit apparaat worden
gepleegd.
4.3.3
Koelcircuit
Het onderhoud van het koelcircuit bestaat uit de registratie van de bedrijfsomstandigheden en ervoor te z orgen dat de
eenheid beschikt over de correcte hoeveelheid olie en koelmiddel. (Zie het onderhoudsschema en de geschikte
operationele gegevens aan het einde van dit bulletin). Registreer voor elk onderzocht circuit:
Lever druk, afvoertemperatuur, zuigdruk, zuigtemperatuur, oiledruk, vloeistoftemperatuur, watertemperatuur bij de in-
/uitlaat van de verdamper, watertemperatuur bij de in-/uitlaat van de condensator, geabsorbeerde stroom, voltage
voor de voeding, werkfrequentie van de compressor.
Een significante afvoer van subkoelend en/of veranderingen bij de waarden van het oververhitten, kunnen een
symptoom zijn van een laag koelmiddelpeil. De correcte oververhittingswaarde van de eenheid bij volle belasting
moet tussen 8 en 15°C liggen, terwijl de onderkoeling tussen 3,5 en 6,0°C moet liggen (machine bij volle belasting).
4.3.4
Pers- en inlaatkleppel (optioneel)
Als de klep lang in dezelfde stand blijft, wordt aangeraden de klep ten minste 4 maal per jaar herhaaldelijk te openen
en te sluiten.
D-EIMWC003H02-18_05NL - 34/46
HFC-R513A Tabel omzetting druk / temperatuur
°C
Bar
12
3,80
14
4,11
16
4,44
18
4,78
20
5,13
22
5,51
24
5,89
26
6,30
28
6,73
30
7,17
32
7,63
34
8,11
36
8,61
°C
Bar
38
9,13
40
9,67
42
10,23
44
10,82
46
11,42
48
12,05
50
12,70
52
13,38
54
14,08
56
14,81
58
15,57
60
16,35
62
17,16
°C
Bar
64
17,99
66
18,86
68
19,75
70
20,68
72
21,64
74
22,63
76
23,65
78
24,71
80
25,82
82
26,94
84
28,11
86
29,32
88
30,58